Herhaling Taalblokken 1-8 Tekstbegrip

Hoe was het ook alweer?
Lees- en luisterstrategieën
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoe was het ook alweer?
Lees- en luisterstrategieën

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Tekstdoelen
1. Informeren                               4. Overhalen
2. Instrueren                                5. Amuseren
3. Overtuigen




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is het doel van een nieuwsbericht?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van een recensie?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van een verkiezingsposter?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van een recept?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Uitleggen hoe je iets doet

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategieën ken je?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Leesstrategieën
  • Verkennend/oriënterend lezen - Je wilt een indruk krijgen van de tekst, wat voor tekstsoort het is. Je bekijkt titel, tussenkopjes en afbeeldingen.
  • Globaal lezen - Je wilt de hoofdlijnen weten. Je leest inleiding, slot en kernzinnen.
  • Intensief lezen - Je wilt de tekst begrijpen. Je leest de tekst helemaal.
  • Gericht / zoekend lezen - Je wilt antwoord op een vraag en zoekt naar een bepaald woord.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wanneer je oriënterend leest, wil je:
A
vaststellen waar de tekst over gaat
B
vaststellen welke deelonderwerpen worden besproken
C
een tekst helemaal begrijpen
D
bruikbare informatie in een tekst vinden

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer je zoekend leest, wil je:
A
vaststellen waar de tekst over gaat
B
vaststellen welke deelonderwerpen worden besproken
C
een tekst helemaal begrijpen
D
bruikbare informatie in een tekst vinden

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer je globaal leest, wil je:
A
vaststellen waar de tekst over gaat
B
vaststellen welke deelonderwerpen worden besproken
C
een tekst helemaal begrijpen
D
bruikbare informatie in een tekst vinden

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesmanier?
A
zoekend lezen
B
globaal lezen
C
intensief lezen
D
verkennend lezen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.
Welke leesstrategie gebruik je?
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?

Je gebruikt een handleiding om een Ikea-kast in elkaar te zetten.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?

Je leest een tekst die je echt wilt begrijpen.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?

Je ziet op internet een artikel en wilt weten met wat voor soort tekst je te maken hebt.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?

Je krijgt een opdracht op papier. Je wilt weten waar de opdracht op hoofdlijnen over gaat.
A
Verkennend
B
Globaal
C
Intensief
D
Gericht/zoekend

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?
Je leest een interessant artikel uit de krant helemaal
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?
Je kijkt in een filmrecensie welke onderdelen van de film besproken worden
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?
Je luistert naar een omroepbericht op het station om te horen van welk perron je vertraagde trein vertrekt.
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?
Je bekijkt een filmpje waarin uitgelegd wordt hoe je een sticker kunt ontwerpen.
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?
Je kijkt in de inhoudsopgave van VI op welke pagina het artikel staat dat op het omslag wordt aangekondigd.
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie gebruik je?
Je valt midden in een tv-programma en probeert te achterhalen waar het over gaat.
A
oriënterend
B
globaal
C
intensief
D
zoekend

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet een video op YouTube en vraagt je af 'Waar gaat deze video over?'
Wat wil je dan weten?
A
Het onderwerp
B
De hoofdgedachte

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welk antwoord is waar?
De 'hoofdgedachte' van een tekst geeft weer...
A
Wat er in het hoofd omgaat van de schrijver
B
Het belangrijkste dat de schrijver wil zeggen over het onderwerp
C
Waar de tekst over gaat
D
De belangrijkste gedachte van de lezer

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Wat was het onderwerp van dit filmpje?

Slide 28 - Open question

Veiligheid in het technieklokaal
Wat was de hoofdgedachte van het filmpje?

Slide 29 - Open question

Hoofdgedachte: Volg veiligheidsinstructies op

of

Hoofdgedachte: Hoe werk je veilig in het technieklokaal?
Hoofdgedachte: Hoe werk je veilig in het technieklokaal?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Uit welke 3 onderdelen bestaat een goede tekst?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Opbouw Tekst
1. Inleiding
2. Kern
3. Slot

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

De inleiding is bedoeld om het onderwerp aan te kondigen en de aandacht te trekken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

In de kern staan alleen hoofdzaken
A
Waar
B
Onwaar

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Een samenvatting van het artikel staat in de inleiding
A
Waar
B
Onwaar

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

In het slot staat vaak een conclusie
A
Waar
B
Onwaar

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Tijd
Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.
Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming
Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.
We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie
Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.
Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting
Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.
Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Noem het tekstverband.

Nog voordat Jaap was uitgesproken gooide Sofie hem een glas water in het gezicht.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Noem het tekstverband.

Natalie gaat lopend naar school, want haar band is lek.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Noem het tekstverband.

Op het rooster staat vandaag vaktheorie en rekenen. Verder hebben we Nederlands en LB.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Noem het tekstverband.

Ik hou van FPS-games, zoals Call of Duty.
A
Tijd
B
Opsomming
C
Reden/argument
D
Voorbeeld/toelichting

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt een gesprek gehad met je baas en zet de belangrijkste punten in een verslag. Wat schrijf je op?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Allebei

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Welk antwoord is juist?
Om te beoordelen of een tekst betrouwbaar is, let je op...
A
De deskundigheid en onafhankelijkheid van de schrijver / spreker.
B
Of de tekst goed in elkaar zit.
C
Of het een leuke tekst is.
D
Of de inhoud geloofwaardig klinkt.

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions