Les 11 H4 Lezen Feiten, meningen en argumenten (3)

Planning
Huiswerkcontrole + nabespreken (10min)
Korte herhaling leerstof H4- Lezen(10- 15min)
Kijkopdracht filmpje (
Nabespreking

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning
Huiswerkcontrole + nabespreken (10min)
Korte herhaling leerstof H4- Lezen(10- 15min)
Kijkopdracht filmpje (
Nabespreking

Slide 1 - Slide

Wat was het huiswerk?
H4 - Lezen op blz. 94
Maken- opdracht 5




Slide 2 - Slide

Feiten
A
worden door iemand gevoeld
B
zijn waarheden die je kunt controleren

Slide 3 - Quiz

Meningen
A
worden door iemand gevoeld
B
zijn waarheden die je kunt controleren

Slide 4 - Quiz

Feiten
A
blijven gelijk
B
kunnen veranderen

Slide 5 - Quiz

Meningen
A
blijven gelijk
B
kunnen veranderen

Slide 6 - Quiz

Argumenten (2 antwoorden goed)
A
gebruik je om je mening/ standpunt te onderbouwen
B
is een woord voor ruzies in het Engels
C
kunnen feiten én meningen zijn

Slide 7 - Quiz

Feiten

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is: 

– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
- Een dag bestaat uit 24 uur.



Slide 8 - Slide

Meningen en standpunten
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening.

Slide 9 - Slide

Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat en namelijk: 
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) , want dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Je gebruikt dus argumenten om je mening/ standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer meningen of feiten zijn.

Slide 10 - Slide

Leerdoelen check!

Beantwoord voor jezelf onderstaande vragen:

1. Weet je de betekenis van 'feiten'?
2. Weet je de betekenis van 'meningen'?
3. Weet je de betekenis van 'argument'?
4. Kun je mening en feit onderscheiden? 
Mijn hond is de liefste v/d wereld.
Mijn hond heet Ruby.

5. Geef je mening met 1 argument over:
De volledige heropening van de scholen per 7 juni 2021.

timer
3:00

Slide 11 - Slide

Kijkopdracht
  • Je gaat zometeen naar een filmpje kijken
  • Na dit filmje krijg je ongeveer 7 vragen over de inhoud van het filmpje.
  • Schrijf tijdens het kijken zaken die je opvallen op! Let daarbij ook  op of je feiten of juist meningen te horen krijgt.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Vragen bij filmpje Famke L.
1. Welke stof zorgt voor beloningsgevoel bij haatreacties?
2. Wat bedoelt Famke met 'benaderbaar'?
3. Wat vind Famke van de haatreacties?
4. Zijn haatreacties gevaarlijk volgens de professor?
5. Wat is 'tuig van de riggel'?
6. Wat is de reden van Ismal's spijt?
7. Heeft Ismael de haat verdiend?
8. Schrijf 3 meningen die je in deze documentaire naar voren komen op
9. Schrijf 3 feiten die je in deze documentaire naar voren komen op

Slide 14 - Slide