1B week 10 les 3 P3 Grammatica: uitleg ww herkennen

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Slide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag


Grammatica: H19 werkwoorden herkennen.
Uitleg praktische opdracht. 

Slide 3 - Slide

PO 
P1: Anwar Arush Arthur: dinsdag 21 maart inleveren
P2: Anwar Berat: dinsdag 4 april inleveren

Kom naar de flex!



Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Je leert hoe je werkwoorden herkent in een zin. 



Slide 5 - Slide

Herhaling vorige lessen
  • zelfstandig naamwoord H5
  • lidwoord H5
  • bijvoeglijk naamwoord H6
  • voorzetsel H47
  • werkwoorden H19

    Slide 6 - Slide

    Zelfstandig naamwoord ZN
    • Dit is een woord voor een mens, dier, ding, plant of gevoel.
    • kat, huis, hond, liefde, verdriet, cactus
    • Heeft meestal een enkelvoud en meervoud: kat/katten.
    • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: koekje, bakje, boekje.  
    • Je kunt er de, het of een voorzetten. 

    Slide 7 - Slide

    Lidwoord LW
    • De, het of een

    • Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord. 
    • de fiets, het huis, de hond, een dier

    Slide 8 - Slide

    Bijvoeglijk naamwoord BN
    Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

    Staat meestal vóór en soms achter een zelfstandig naamwoord.

    Slide 9 - Slide

    Voorzetsel
    Een voorzetsel is een klein woord.
    Het staat voor of achter een woordgroep waar het bij hoort.
    Hij liep in de tuin


    Hij liep de tuin in

    Slide 10 - Slide

    een plaats
    een tijd
    een richting
    een middel
    een doel
    tot
    na
    over
    op
    bij
    in
    te
    naar
    langs
    in
    met
    om

    Slide 11 - Slide

    Werkwoorden WW
    • Eén van de woordsoorten is het werkwoord. 
    • In een zin staat altijd in ieder geval één werkwoord.
    • Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet. 
    • Kijken, lachen, fietsen, plassen

    Slide 12 - Slide

    wie iets doet

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    Huiswerk nakijken
    H19 maken opdracht H 1 t/m 6

    Slide 16 - Slide

    Huiswerk
    Noteer in je agenda voor de volgende les:

    H19 maken opdracht 7 t/m 12



      Slide 17 - Slide

      Aan de slag

      Ga aan de slag met het maken van de opdrachten. 
        Of
        Maak een groepje van 4 en start met je po. 


        Slide 18 - Slide


        Is de opdracht duidelijk?

        Slide 19 - Slide

        Volgende les


        Uitleg over H20 de persoonsvorm.

        Slide 20 - Slide

        Zijn voor jou de lesdoelen behaald

        Ik kan uitleggen hoe ik werkwoordsvormen herken in een zin. 

        Slide 21 - Slide

        Hoe ging deze les?
        Wat heb je geleerd vandaag?

        Wat vond je leuk aan deze les? 

        Heeft iemand vragen?

        Slide 22 - Slide

        Fijne dag 
        &
        tot de volgende keer!

        Slide 23 - Slide