Oefentoets ALXVZB212A

Wat omvat je bovenste en onderste luchtwegen?
1 / 45
next
Slide 1: Open question
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat omvat je bovenste en onderste luchtwegen?

Slide 1 - Open question

Slide 2 - Slide

Welke twee soorten stembanden heb je?
A
valse en ware
B
trouwe en ontrouwe

Slide 3 - Quiz

De valse stembanden liggen net onder het strottenklepje. Ze bevatten geen spieren en spelen geen actieve rol bij het vormen van de stem. Ze spelen wel een (passieve) rol bij het afsluiten van het strottenhoofd bij verslikking. Ze beschermen de ware stembanden.
De ware stembanden liggen onder de valse stembanden. De ware stembanden bevatten spieren. Door trilling zorgen ze voor de vorming van de stem. Daarnaast regelen ze de ademstroom naar de luchtpijp doordat ze de toegang van de luchtweg openen of sluiten.

Slide 4 - Slide

Wat vervoert de longslagader?
A
zuurstofarm bloed
B
zuurstofrijk bloed

Slide 5 - Quiz

De longslagader brengt bloed met weinig zuurstof (zuurstofarm) en veel koolstofdioxide (koolstofdioxiderijk) vanuit de rechterharthelft naar de longen. Bloed stroomt door de longhaarvaatjes, waarbij diffusie optreedt. Hierbij komt zuurstof vanuit de ingeademde lucht in het bloed terecht en gaat koolstofdioxide uit het bloed naar de lucht in de longblaasjes. Hierdoor wordt het bloed zuurstofrijk en koolstofdioxidearm.

Slide 6 - Slide

Waarom kan bloedarmoede van invloed zijn op de gasuitwisseling in de longen?

Slide 7 - Open question

 Iemand die aan bloedarmoede lijdt, heeft te weinig hemoglobine.  Zuurstof vindt aan de hemoglobine.
Hierdoor kan het bloed minder zuurstof vervoeren.

Slide 8 - Slide

Welke long bestaat uit drie kwabben?
A
links
B
rechts

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Waar begint je spijsvertering?
A
mond
B
maag
C
dunne darm
D
dikke darm

Slide 11 - Quiz

Waar worden de meeste voedingsstoffen opgenomen?
A
maag
B
dunne darm
C
dikke darm

Slide 12 - Quiz

Waar zit het maagportier?
A
De maagportier is een kringspier tussen de maag en het eerste deel van de dunne darm
B
kringspier tussen slokdarm en maag

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Waar maak je gal aan?
A
lever
B
galblaas

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Waarin verdelen we het perifere zenuwstelsel?

Slide 17 - Open question

Het perifere zenuwstelsel wordt verder onderverdeeld in het sympathische zenuwstelsel en het parasympathische zenuwstelsel.
Sympatisch is actief tijdens inspanning, parasympatisch brengt lichaam tot  rust,  bespaart  energie en  bevordert de spijsvertering.

Slide 18 - Slide

Waar liggen de thalamus en hypothalamus?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Tussenhersenen

Slide 19 - Quiz

De thalamus is het schakelstation voor de zintuiglijke zenuwen. De thalamus ontvangt alle zintuiglijke signalen (bijvoorbeeld hitte en kou, pijn en druk) uit verschillende delen van het lichaam. De thalamus verwerkt deze signalen en stuurt de belangrijkste signalen naar de juiste gebieden in de hogere hersenen. De thalamus regelt hoe geconcentreerd je bent bij een activiteit.
De hypothalamus bevat controlecentra die de lichaamstemperatuur, bepaalde gedragingen, dorst, honger en slaap regelen. Ook regelt de hypothalamus de hormoonuitscheiding vanuit het hersenaanhangsel (de hypofyse). 

Slide 20 - Slide

Wat is een reflex?
A
Een bewuste actie van je lichaam
B
Een onbewuste actie van je lichaam

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Hoe noemen we de kleinste bloedvaten?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Wat is waar?
A
bloed verlaat het hart via de slagaders.
B
bloed verlaat het hart via de aders

Slide 25 - Quiz

Uit hoeveel lagen bestaat het hartzakje?
A
1
B
2
C
3

Slide 26 - Quiz

Het hartzakje – Dit bestaat uit drie lagen:
De binnenste laag van het hartzakje is vergroeid met het hart.
De buitenste laag is dikker en steviger en maakt vocht in het hartzakje aan.
Tussen de binnenste en de buitenste laag in ligt de pericardiale ruim

Slide 27 - Slide

Vragen Persoonlijke verzorging

Slide 28 - Slide


Bij het aan- of uittrekken van steunkousen is de richtlijn dat een zorgverlener in een gunstige houding niet meer dan ...... mag trekken
A
5
B
8
C
10
D
15

Slide 29 - Quiz

Wanneer je een bed opmaakt, is het belangrijk dat je dat doet op de juiste werkhoogte.
Wat is de juiste werkhoogte bij het opmaken van een hooglaagbed?



A
De matras vijf centimeter onder heuphoogte.
B
De matras op heuphoogte
C
De matras op kniehoogte
D
De matras vijf centimeter boven heuphoogte.

Slide 30 - Quiz

Betere doorbloeding van de hersenen
Bij Maagzuurklachten
Druk en schuifkrachten verminderen
Ontstekingsvocht naar het lagere deel van de buikholte te laten afvloeien
Trendelenburg
Anti-Trendelenburg
Fowler
Semi-Fowler

Slide 31 - Drag question

De term Trendelenburg is ontleend aan de Duitse chirurg Friedrich Trendelenburg.

Wanneer een bed in Trendelenburgstand wordt gezet, liggen de benen hoger dan het hoofd en is er een betere doorbloeding van de hersenen. Dit wordt toegepast wanneer een zorgvrager in shock raakt. De tijd waarin iemand in deze positie mag liggen, is beperkt

Wanneer het bed in de anti-Trendelenburgstand wordt gezet, ligt het hoofd hoger dan de benen en kan brandend maagzuur minder snel in de slokdarm lopen. Daarom wordt deze anti-Trendelenburgpositie aangeraden wanneer er regelmatig sprake is van maagzuurklachten.





Slide 32 - Slide

Bij de Fowler-positie ligt de zorgvrager op de rug, is het bed voorover gekanteld en zijn de onderbenen in de knieholte gebogen. Het doel van deze houding is dat ontstekingsvocht naar de lagere gedeelten van de buikholte (ruimte van Douglas) kan afvloeien. Hierdoor kan het vocht worden gepuncteerd.
De semi-Fowlerhouding is een houding waarbij het ruggedeelte en het beengedeelte van het bed ongeveer 30˚ omhoog gezet zijn. Hierbij worden de knieën en onderbenen goed ondersteund en kan de zorgvrager ontspannen in bed zitten, waardoor er weinig druk- en schuifkrachten op de huid ontstaan. Dit kan decubitus voorkomen.

Slide 33 - Slide

Meneer Romein heeft dementie. Zijn vrouw heeft kleding klaargelegd die hij na het douchen kan aantrekken. Als hij naar beneden komt, ziet mevrouw Romein dat het aankleden niet helemaal goed is gegaan. De volgorde van de kledingstukken klopt niet. Meneer Romein heeft zijn hemd over zijn trui aangetrokken.
Waar is hier sprake van?
A
Agnosie
B
Decorumverlies
C
Apraxie
D
Desoriëntatie

Slide 34 - Quiz

Bij een apraxie kan iemand alledaagse handelingen zoals bijvoorbeeld aankleden, eten of knoopjes dichtmaken niet meer verrichten. Ondanks dat mensen die lijden aan apraxie niet gehandicapt zijn en hun spieren goed werken, kunnen ze de handelingen niet uitvoeren. Iemand trekt bijvoorbeeld zijn broek over zijn hoofd aan alsof het een hemd is of schenkt thee in de suikerpot. Ook komt het voor dat mensen met apraxie de volgorde van dingen niet meer weten. Ze trekken bijvoorbeeld eerst hun colbert aan en dan pas het overhemd.

Bij een desoriëntatie weet iemand niet meer waar die is, bij een agnosie heeft iemand problemen met het herkennen van personen of voorwerpen en bij decorumverlies overtreedt iemand onbewust de sociale omgangsvorm.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Dit is een
A
Vasthouddriehoek
B
Papegaai
C
Sleepje
D
Triangel

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Dit is een...
A
Bedhek
B
Vrouw met een ijzeren stang
C
Regenboog
D
Dekenboog

Slide 39 - Quiz

Je zorgt voor mevrouw Bezemer. Mevrouw is bedlegerig en klaagt over pijnlijke hielen. Bij observatie zie je dat er sprake is van niet-wegdrukbare roodheid op de hiel.
Welke van onderstaande mogelijkheden zijn zinvol om de decubitus te behandelen?
A
Wisselligging toepassen
B
Wrijven en masseren hiel
C
Wassen met vette zeep
D
Warmen sokken aantrekken

Slide 40 - Quiz

Bij een zorgvrager die risico loopt op decubitus wordt voeding geadviseerd met voldoende
A
Zout
B
Ijzer
C
Eiwitten
D
Vet

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

Dit is een voorbeeld van een
A
Decubituswond
B
Smetplek
C
Wondroos
D
Eczeem

Slide 43 - Quiz

Waarom gebruik je bij een immobiele zorgvrager een glijzeil? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Zodat je niet het hele bed hoeft te verschonen bij incontinentie.
B
Om weefselschade te voorkomen.
C
Om het matras te beschermen.
D
Om je eigen fysieke belasting zo veel mogelijk te beperken.

Slide 44 - Quiz

Wat vond je van deze toetsvoorbereiding?

Slide 45 - Open question