Lesweek 3.6

Lesweek 3.6
Profiel SBA
1 / 20
next
Slide 1: Slide
VO 1MBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesweek 3.6
Profiel SBA

Slide 1 - Slide

Profiel vragen

Slide 2 - Slide


Welke 2 probleemgebieden zijn benoemd in de leertaak?
A
ADD & PDD NOS
B
ADD & CP
C
ADHD & CP
D
ADHD & ASS

Slide 3 - Quiz

ADHD
Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit
- Aandachtsproblemen; Moeite met concentreren
- Hyperactiviteit en impulsiviteit; Druk zijn en eerst doen dan nadenken

Slide 4 - Slide

ASS
Autismespectrumstoornis
- Moeilijk contact met anderen
- Beperkte, gefixeerde interesse hebben voor één of enkele voorwerpen/activiteiten

Slide 5 - Slide

Welke stelling is waar?
1. De oorzaak van ADHD is bekend
2. De oorzaak van ASS is niet bekend
A
Stelling 1 en 2 zijn juist
B
Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
C
Stelling 1 is juist en stelling 2 onjuist
D
Stelling 1 en 2 zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

Oorzaak ADHD
Geen specifieke oorzaak, wel speelt erfelijkheid een rol. Dit wilt zeggen dat de aanleg in de genen zitten, iemand hoeft dit niet te krijgen. De omgeving speelt ook een rol denk hierbij aan alcohol tijdens zwangerschap, vroeggeboorte of opgroeien in stressvolle (thuis)situatie.

Slide 7 - Slide

Oorzaak ASS
De oorzaak is niet bekend. Wel zijn er risicofactoren, net zoals ADHD is het erfelijk en speelt de omgeving een grote rol. Een zwangerschap op latere leeftijd of een laag geboortegewicht kan bijdragen aan autisme.

Slide 8 - Slide


Wat is GEEN kenmerk van ADHD op het gebied van aandachtsproblemen?
A
Moeite met aandacht en slordig
B
Is vaak dingen kwijt
C
Beweegt vaak onrustig
D
Lange geestelijke inspanning is moeilijk

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN kernmerk van ADHD op het gebied van hyperactiviteit en impulsiviteit?
A
Vindt het lastig om dingen te organiseren
B
Praat vaak erg veel
C
Moeite met stil zitten
D
Moeite met wachten op de beurt

Slide 10 - Quiz

Didactiek

Slide 11 - Slide

Waar of niet waar
Motorische doelstellingen zijn kortetermijndoelstellingen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Zet de volgorde van het volgen voor een concreet geformuleerde doelstelling in de juiste volgorde.
1 Minimumprestatie, 2 Bewegingsvorm, 3 Waarneembaar eindgedrag van deelnemer, 4 Voorwaarden of omstandigheden
A
3 - 1 - 4- 2
B
3 - 4- 1 - 2
C
2 - 3 - 1 - 4
D
2 - 4 - 1- 3

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Waar of niet waar
Er kan op 3 manieren gedifferentieerd worden?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

2 manieren van differentiëren
Organisatorisch differentiëren
Inhoudelijk differentiëren

Slide 17 - Slide

Waar of niet waar
Inhoudelijk differentiëren is het aanpassen van het aantal spelers?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Waar of niet waar
Organisatorisch differentiëren is het aanpassen van materialen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

2 manieren van differentiëren
Organisatorisch differentiëren: het aanpassen van de organisatie
Inhoudelijk differentiëren: het aanpassen van de bewegingsvorm

Slide 20 - Slide