3.3 Planten

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

WELKOM 

• Telefoon in de telefoonzak

• Jassen uit

• Boeken op tafel

3.3 planten blz. 147

leerdoelen

Je kunt kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten

Planning

• Korte herhaling basisstof 1 en 2 
• Uitleg basisstof 3: planten 
• Opdrachten maken 
• Evaluatie
• Opruimen 

planten

Rijk: planten

cellen:

• Celwand

• Celkern
• Bladgroenkorrels
  

Ordening

Planten deel je in twee groepen (stammen) op basis van de manier van voortplanten. 

Twee groepen (stammen):

• Sporenplanten
• Zaadplanten (bloemen)

Opdracht

Maak opdracht 1 blz. 148

Stam: zaadplanten

• Hebben wortels, stengels, bladeren en bloemen.

• Voortplanting vind plaats met zaden.

• We verdelen zaadplanten weer verder in twee klassen: bedektzadige en naaktzadigen

Stam: zaadplant

Zaadplanten hebben bloemen, waaruit vruchten met zaden ontstaan.

Uit een zaad kan weer een nieuwe plant groeien.

Klassen bedektzadigen en naaktszadigen

Stam: zaadplanten 

• Alle zaadplanten hebben bloemen
•  Inde bloemen ontstaan zaden
• Uit de zaden kan een nieuwe plant groeien

Stam: Sporenplanten

• Hebben wortels, stengels en bladeren maar geen bloemen.
  
  
• Planten zich (net zoals schimmels) voort doormiddel van sporen. 
  
  
• We verdelen sporenplanten weer verder in twee klassen: mossen en varens

ak of gs

Sporen

Enkelvoud = Spore

<- Mos

Mosplantjes groeien erg dicht bij elkaar en hebben "sporendoosjes" op steeltjes.

Sporenhoopjes

Een varen is ook een sporenplant en is goed te herkennen aan de bladeren.

De sporen ontstaan in de sporenhoopjes aan de onderkant van de bladeren.

Spore

Sporenhoopje

Sporendoosje

Sporenplant

Zaadplant

Cel waaruit een nieuwe plant kan ontstaan

Aan de onderkant van het blad waarin bij varens sporen ontstaan

Op een steeltje waarin bij mossen sporen ontstaan

Een groep planten met bloemen

Een groep planten zonder bloemen

Klasse van de naaktzadigen

• Zaden tussen schubben van kegels
• Bladeren zijn  naaldvormig of schubvormig

Aan de slag!

Maak opdracht 2 t/m 5  blz. 149 t/m 150

Klaar? Maak opdracht 6 samenhang blz. 151