Woordvolgorde in het Engels

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

woordvolgorde in
een Engelse zin

Slide 3 - Mind map

vaste volgorde
1. Onderwerp
2. Gezegde (alle werkwoorden bij elkaar)
3. Lijdend voorwerp (alles wat overblijft)
4. Plaats
5. Tijd ( patat!!!)

Slide 4 - Slide

Things to remember......
  • PT: de P komt voor de T in het alfabet dus: Plaats voor Tijd
  • Tijdsbepaling vooraan de zin alleen als er nadruk op ligt: Gisteren heb ik de afwas gedaan! Yesterday I did the dishes!

Slide 5 - Slide

Bijwoorden
Korte bijwoorden:
Een ww in de zin: bijwoord voor hoofdwerkwoord
Julie always talks a lot in class
Vorm van to be in de zin: bijwoord na vorm van to be
She is always on time
Twee of meer werkwoorden in de zin: voor het hoofdwerkwoord
Joe has never missed a lesson

Slide 6 - Slide

Examples:
  • Ik ga ieder jaar naar Engeland/ I go to England every year
  • Ik zal je morgen helpen/ I will help you tomorrow
  • In de zomer Anne bezoekt altijd haar oma in London/ Anne always visits her grandma in London in the summer
  • Gisteren is ze naar de film gegaan/ She went to the cinema yesterday 

Slide 7 - Slide

Ze drinkt vaak thee

Slide 8 - Open question

We zagen overal mensen

Slide 9 - Open question

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 10 - Open question

Om 8 uur begon de film in Amsterdam

Slide 11 - Open question

Ze heeft nooit het vliegtuig genomen
A
She had never taken the plane
B
She never has taken the plane
C
She took never the plane
D
She has never taken the plane

Slide 12 - Quiz

normaal eet ik heel veel chocola
A
Always I eat a lot of chocolate
B
I eat always a lot of chocolate
C
I always eat a lot of chocolate
D
I eat a lot of chocolate always

Slide 13 - Quiz

Ik ga elke zaterdag in deze rivier vissen
A
I go fishing in this river every Saturday
B
Every Saturday I go fishing in this river
C
I go fishing every Saturday in this river
D
I go fish in this river every Saturday

Slide 14 - Quiz

Mijn ouders brengen mijn oma elke week een bloemetje
A
My parents bring flowers to my grandma every week
B
Flowers are brought every week to my grandma by my parents
C
Every week my parents bring flowers to my grandma
D
My parents bring flowers very week to my grandma

Slide 15 - Quiz

Ik moet altijd om negen uur naar school
A
I have to go always to school at nine o' clock
B
I always have to go at nine o'clock to school
C
I always has to go to school at nine o' clock
D
I always have to go to school at nine o' clock

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link