les 121 kommagetallen en breuken

les 121 kommagetallen en breuken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
WiskundeLager onderwijs

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

les 121 kommagetallen en breuken

Slide 1 - Slide

van kommagetal naar breuk
Zeg het kommagetal luidop of spreek het even uit. Schrijf op wat je hoort.

0,2 --> 2 tienden -->              (2/10)

0,058 --> 58 duizendsten --> 58      (58/1000)
                                                             1000

Slide 2 - Slide

Schrijf het kommagetal als breuk.
Doe het zo: 5/10
0,25

Slide 3 - Open question

Schrijf het kommagetal als breuk.
Doe het zo: 5/10
0,08

Slide 4 - Open question

Schrijf het kommagetal als breuk.
Doe het zo: 5/10
0,3

Slide 5 - Open question

Schrijf het kommagetal als breuk.
Doe het zo: 5/10
0,458

Slide 6 - Open question

Schrijf het kommagetal als breuk.
Doe het zo: 5/10
0,75

Slide 7 - Open question

van breuk naar kommagetal
Lees de breuk, je hoort het kommagetal! 

voorbeeld: 
15      --> 15 tienden --> 0,15
10
189  --> 189 duizendsten --> 0,189
1000

Slide 8 - Slide

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
6/10

Slide 9 - Open question

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
17/100

Slide 10 - Open question

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
25/1000

Slide 11 - Open question

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
11/10

Slide 12 - Open question

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
20/100

Slide 13 - Open question

We maken het wat moeilijker..

Slide 14 - Slide

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
2/5

Slide 15 - Open question

Hoe werkt dit?
Voor deze oefeningen heb je een extra stap nodig.
1) Maak eerst een breuk met als noemer: 10, 100 of 1000
2) Schrijf dan het kommagetal op.

voorbeeld
 9     
50


Slide 16 - Slide

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
3/25

Slide 17 - Open question

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
5/2

Slide 18 - Open question

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
7/20

Slide 19 - Open question

Schrijf het kommagetal die hoort bij de breuk.
3/200

Slide 20 - Open question