Elementen bestaan uit 1 of meer atomen van het zelfde element
Slide 9 - Slide
Atoommodellen
Slide 10 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Kern met protonen en neutronen
Elektronenwolk
Slide 11 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Kern bestaat uit protonen en neutronen
Protonen (p) zijn positief geladen
Neutronen (n) zijn neutraal
Om de kern zweven elektronen
Elektronen (e) wegen bijna niks
Ze zijn negatief
Slide 12 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Atoomnummer = aantal protonen
Identiteit atoom
Voorbeeld:
- Waterstof heeft atoomnummer 1
- Waterstof heeft dus 1 proton in de kern
Slide 13 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Massagetal = protonen + neutronen
Telwaarde
Bijvoorbeeld zuurstof:
Massagetal is 16
Atoomnummer is 8, dus 8 protonen
Aantal neutronen is 16 - 8 = 8
Slide 14 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Atoommassa = massa protonen + massa neutronen
Massa elektronen erg klein
Massa proton en massa neutron = 1 g/mol
Meetwaarde
Bijvoorbeeld zuurstof weegt 16,00 g/mol
Slide 15 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Aantal elektronen = Aantal protonen
Atoom is neutraal
Aantal neutronen hoeft niet gelijk te zijn aan aantal protonen of elektronen
Slide 16 - Slide
Atoommodel van Rutherford
Voorbeelden
Zuurstof heeft atoomnummer 8
Dus 8 protonen in de kern en 8 elektronen
De atoommassa is 16,01 g/mol
Dus massagetal is 16
8 neutronen
Slide 17 - Slide
Isotopen
Zelfde aantal protonen, maar verschillende massagetal, dus verschillend aantal neutronen
Slide 18 - Slide
Opdracht
Vul de tabel aan:
Naam
Protonen
Neutronen
Elektronen
Massagetal
H
0
1
C
6
6
Stikstof
7
14
Mg
12
12
Slide 19 - Slide
Opdracht
Vul de tabel aan:
Naam
Protonen
Neutronen
Elektronen
Massagetal
H
Waterstof
1
0
1
1
C
Koolstof
6
6
6
12
N
Stikstof
7
7
7
14
Mg
Magnesium
12
12
12
24
Slide 20 - Slide
Zou je het nu zelf kunnen? 1) Ik kan de bouw van een atoom beschrijven met de begrippen protonen, neutronen en elektronen. 2) Ik kan uitleggen hoe de elektronen verdeeld zijn over verschillende schillen om de kern. 3) Ik kan bij de beschrijving van de bouw van een atoom de begrippen atoomnummer, massagetal en isotoop gebruiken.
A
B
C
Slide 21 - Quiz
Verwerken uitleg - Opdrachten op beheersingsniveau
Maken opdrachten 5, 6 en 8 van H3.1
Maken opdrachten 3, 6 en 8 van H3.1
Maken opdrachten 1, 7 en 8 van H3.1
timer
15:00
Slide 22 - Slide
Bespreken opdrachten
Bespreken opdracht 5, 6, 7 en 8
Laten zien 1 en 3
Slide 23 - Slide
Kan je de succesfactor afvinken? 1) Ik kan de bouw van een atoom beschrijven met de begrippen protonen, neutronen en elektronen. 2) Ik kan uitleggen hoe de elektronen verdeeld zijn over verschillende schillen om de kern. 3) Ik kan bij de beschrijving van de bouw van een atoom de begrippen atoomnummer, massagetal en isotoop gebruiken.
A
B
C
Slide 24 - Quiz
Wat kan je doen als je de succesfactor nog niet beheerst?
Lezen blz 112 t/m 114 van H3.1 en nogmaals maken opdracht 5 t/m 8
Slide 25 - Slide
Werken aan huiswerk
- Bestuderen blz 112 t/m 114 van H3.1
- Maken opdrachten – keuze uit:
--> Makkelijke opdrachten: 1, 7 en 8 van H3.1
--> Gemiddelde opdrachten: 3, 6 en 8 van H3.1
--> Moeilijke opdrachten: 5, 6 en 8 van H3.1
Slide 26 - Slide
Afsluiting - Succesfactoren
1) Ik kan de bouw van een atoom beschrijven met de begrippen protonen, neutronen en elektronen.
2) Ik kan uitleggen hoe de elektronen verdeeld zijn over verschillende schillen om de kern.
3) Ik kan bij de beschrijving van de bouw van een atoom de begrippen atoomnummer, massagetal en isotoop gebruiken.