Lezen H4 - Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • Kern + schrift
  • agenda
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • Kern + schrift
  • agenda

Slide 1 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1F!

Vandaag...
- Wat weet je nog?
- Aan de slag!

Leerdoel:
Je  weet wat tekstverbanden zijn;
je weet wat signaalwoorden zijn;
je kunt tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.



Huiswerk 
Woensdag 28 juni: 
NN H4: opdr. 1 + 2

Slide 3 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden 

  • Noteer de vier tekstverbanden. 
  • Noteer bij elk tekstverband twee signaalwoorden.

Slide 4 - Slide

Lezen H4
In een goede tekst hebben woorden, zinnen en alinea's iets met elkaar te maken; ze hangen samen met elkaar. Deze samenhang noemen we een tekstverband.

Signaalwoorden (maar, echter, terwijl, ook, ....) helpen je om tekstverbanden te herkennen en erachter te komen hoe de woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.

Slide 5 - Slide

Lezen H4
Er zijn verschillende tekstverbanden. Deze les maak je kennis met de eerste vier tekstverbanden:
  • chronologisch verband
  • opsommend verband
  • tegenstellend verband
  • toelichtend verband

Slide 6 - Slide


Chronologisch verband: geeft een tijdsvolgorde aan 
  • Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ..., jaartallen en data. 
Vroeger hadden mensen nog geen auto. Tegenwoordig rijdt bijna iedereen in een auto rond. 

Opsommend verband: er worden dingen opgesomd 
  • Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte ..., -, getallen of 'dots' (-, *)
Allereerst wil ik dat je je handen wast, daarna je schoenen uit doet en tot slot je jas ophangt.

Slide 7 - Slide


Tegenstellend verband: er wordt een tegenstelling benoemd
  • Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, ....
Je hoeft dit nu nog niet te kennen, maar het is wel belangrijk om op te letten.

Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven/voorbeeld
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zoals, denk aan
Mick houdt van balsporten, zoals voetbal, tennis en golf. 


Slide 8 - Slide

Aan de slag!
Maak van NN H4, opdr. 1 en 2
De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar?
Maak opdr. 4.
Kies daarna uit: lezen in je leesboek, NUMO 
of samenvatting maken.

timer
15:00

Slide 9 - Slide

Huiswerk
Woensdag 28 juni:
NN H4: opdr. 1 + 2

Slide 10 - Slide