Unit 1.4 + 1.5 England the North West (25 Sept 24/25)

Read the instructions and start:
  1. Put your laptop, agenda, reading book, earplugs + pen on your table please.
  2. Write down the homework + planning (in your agenda)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Read the instructions and start:
  1. Put your laptop, agenda, reading book, earplugs + pen on your table please.
  2. Write down the homework + planning (in your agenda)

Slide 1 - Slide

Unit 1.4 (b) England the North West

Slide 2 - Slide

Today:
  1. Welcome & lesson goals (5 minutes)


  2. Review grammar: past simple, past continuous, present perfect
  3. New grammar: relative pronouns
  4. TASK
  5. End of lesson (5 minutes)

Slide 3 - Slide

Lesson goals
Students:
  • test their knowledge on the past simple - past continuous -present perfect


    Slide 4 - Slide

    Which tenses are used here?
    Get: pen + paper 


    • emerged = 
    • was producing =
    • has been =

    Slide 5 - Slide

    Which tenses are used here?
    • emerged = past simple
    • was producing = past continuous
    • has been = present perfect

    Slide 6 - Slide

    Read the GRAMMAR instruction on page 26
    Question: why are some words in the sentences underlined?

    Slide 7 - Slide

    Read the instruction of the exercises carefully!
    • Exercises 7 & 8
    • Fill in the gaps
    • Use your notes
    • Use the theory in your book
    • You are allowed to work in pairs but please WHISPER!


    timer
    5:00

    Slide 8 - Slide

    It was helpful doing a review on the grammar
    past simple, past continuous, present perfect
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 9 - Poll

    SKILLS: reading
    timer
    15:00

    Slide 10 - Slide

    Slide 11 - Slide

    A relative clause =
    1. Het is een bekende van je
    2. Dat hangt ervan af, alles is relatief
    3. Het is een bijzin
    4. Ik heb geen idee 

    Slide 12 - Slide

    A relative clause =
    1. Het is een bekende van je
    2. Dat hangt ervan af, alles is relatief
    3. Het is een bijzin
    4. Ik heb geen idee 

    Slide 13 - Slide

    A relative clause is een bijzin, wat is hier de bijzin?

    Mijn moeder, die alle dagen van de week werkt, is altijd moe

    Slide 14 - Slide


    The thief who robbed an old lady was sent to jail.


    Functie: Een betrekkelijke bijzin geeft extra informatie over iets of iemand.



    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Video

    Relative pronouns
    Relative pronoun verwijst naar:
    that
    who
    whose
    which
    where
    whom

    persoon, dier, ding
    persoon
    bezit
    dier, ding
    plaats
    wiens
    Na een komma gebruik je nooit 'that'

    Slide 17 - Slide

    Relative pronouns
    • Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
    • Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

    Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





    relative pronoun
    Noa sold her phone, which was old and damaged.
    relative pronoun

    Slide 18 - Slide

    Relative pronouns
    Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord weglaten als
    • het al duidelijk is om wie of wat het gaat
    • het pronoun NIET op het onderwerp slaat
    • er een voornaamwoord achter staat







    The flowers which he gave me were beautiful.


    Persoonlijk: ik, jij, hij, etc.
    Bezittelijk: mijn, zijn, onze, etc.
    Wederkerend: me, je, zich, etc.
    The flowers he gave me were beautiful.

    Slide 19 - Slide

    Slide 20 - Video

    I know what relative pronouns are
    and how to use them
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 21 - Poll

    Slide 22 - Link