H4 PV, OW, GEZ, LV + MV

Nederlands 12-5
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Herhaling theorie PV, OW en GEZ
  3. Nakijken huiswerk
  4. Zelfstandig werken uit werkboek
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 12-5
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Herhaling theorie PV, OW en GEZ
  3. Nakijken huiswerk
  4. Zelfstandig werken uit werkboek

Slide 1 - Slide

Taalverzorging
Bij Taalverzorging leer je hoe je correct schrijft (spelling, zinsopbouw)

Hierbij moet je weten wat de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp zijn. 

Slide 2 - Slide

Grammatica zinsontleding
Bij grammatica zinsontleding hak je een zin in blokjes. 

Deze blokjes heb je in het eerste half jaar gehad:
  1. Persoonsvorm
  2. Werkwoordelijk Gezegde
  3. Onderwerp
  4. Lijdend voorwerp

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.

Haal je uit de zin door het volgende te doen:
  1. Tijdproef --> zet de zin in een andere tijd. Het woord dat verandert, is de persoonsvorm
  2. Vraagproef --> zet de zin in een vraagzin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm

Slide 4 - Slide

De persoonsvorm
Tijdens de toets moet iedereen stil zijn.
Tijdproef: Tijdens de toets moest iedereen stil zijn.
Vraagproef: Moet iedereen tijdens de toets stil zijn?


Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Als je de persoonsvorm uit de zin hebt gehaald, kijk je naar het werkwoordelijk gezegde --> alle werkwoorden in de zin.

Vrijdag hebben we weer een persconferentie gehad.
PV: hebben
WW GEZ: hebben gehad




Slide 6 - Slide

Het onderwerp
Het onderwerp (OW) is de degene of iets die de werkwoorden in de zin uitvoert.

Je vindt het onderwerp door de vraag te stellen: wie/wat + gez.


Slide 7 - Slide

Het onderwerp
Vrijdag hebben we weer een persconferentie gehad.
PV: hebben
WW GEZ: hebben gehad
OW: wie/wat hebben gehad? --> we

Deze week is de cito-vas tijdens de KWT-uren afgenomen.
  1. PV: is
  2. WW GEZ: is afgenomen
  3. OW: de cito-vas 

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp
Als je PV, WW GEZ en OW uit de zin hebt gehaald, kan je het LV uit de zin halen.

Lijdend voorwerp --> iets of iemand die de handeling van het onderwerp ondergaat.

Let op! Het lv begint nooit met een voorzetsel en staat niet altijd in een zin.

Slide 9 - Slide

Lijdend voorwerp
Ik geef jou een dikke zoen.

PV: geef
WW GEZ: geef
OW: (wie geeft?)
LV:  (wat geef ik?) een dikke zoen

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een LV kan ook een meewerkend voorwerp (MV) staan. 

Een meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is of aan wie iets verteld/gegeven wordt. 

Slide 11 - Slide

Meewerkend voorwerp
Ik geef jou een dikke zoen.

PV: geef
WW GEZ: geef
OW: (wie geeft?) ik 
LV:  (wat geef ik?): een dikke zoen
MV: (aan wie geef ik...?): jou

Slide 12 - Slide

Gezamenlijk opdrachten maken
We maken gezamenlijk opdracht 1 op blz. 112-113.

Daarna maak je zelfstandig opdrachten 2, 3 en 4.

Dit is huiswerk voor de les van maandag

Slide 13 - Slide