Formatieve toets hst 11

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Hoe goed denk jij hst 11 te kennen?

0100

Leg uit of de gevormde OH– ionen de pH van het zwembadwater hoger of lager maken.

Wat is de notatie van een oplossing van zwavelzuur?

1. HCl(aq)
2. H​+​​(aq)+Cl​−​​(aq)
3. H​2​​SO​4​​(aq)
4. 2H​+​​(aq)+SO​4​2−​​(aq)

Lees het artikel, hierin staat welke maatregel de brandweer heeft genomen om het "chloorgas [...] te neutraliseren". Deze maatregel is chemisch gezien geen 'neutraliseren'.

Leg uit wat het chemische begrip 'neutraliseren' betekent en geef aan waarom het hier niet van toepassing is.

Bron: examen nask 2 vmbo-gt 2012, tijdvak 1

Lees het artikel. Wat zijn de formules van de ionen die voorkomen in natronloog inclusief toestandsaanduidingen.

1. H​+​​(aq)+Cl​−​​(aq)
2. Na​+​​(aq)+OH​−​​(aq)
3. K​+​​(aq)+OH​−​​(aq)
4. Ca​2+​​(aq)+2OH​−​​(aq)

Welke kleur heeft de oplossing bij het eindpunt van de titratie?

1. Geel
2. Groen
3. Blauw
4. Paars

Joost blijkt bij het eindpunt van de titratie 9,1 mL natronloog te hebben toegevoegd. Uit een andere proef weet hij dat 1,0 mL van de gebruikte natronloog reageert met 3,2 mg citroenzuur.

Bereken hoeveel gram citroenzuur in 100 mL van de Up-drank aanwezig is.

Let op zet je berekening erbij. Bron:examen nask 2 vmbo-gt 2007, tijdvak 2

 Cola is in staat het oxidelaagje op een dof geworden eurocent op te lossen. Dat komt, omdat cola zuur is. De aanwezige waterstofionen reageren daarbij met koperoxide. Hierbij ontstaan koperionen en water.

Schrijf de vergelijking van de reactie tussen koperoxide en waterstofionen op inclusief toestandsaanduidingen.

Maak de vergelijking op een papiertje en lever deze na de toets in. Zet bij je antwoord 'gedaan'

Mark wil de pH van cola bepalen. Hij heeft de keuze uit blauw lakmoespapier, fenolftaleïen, rood lakmoespapier en universeelindicatorpapier. Mark vindt dat de pH van cola 3 is.

Waarmee heeft Mark de pH van de cola vastgesteld?

1. blauw lakmoespapier
2. fenolftaleïen
3. rood lakmoespapier
4. universeelindicatorpapier.

Mark doet in een bekerglas 10 mL cola en een dof geworden eurocent. Hij doet in een tweede bekerglas 10 mL 7-up en een andere eurocent die net zo dof is. Mark ontdekt dat de eurocent in cola sneller schoon wordt dan in 7-up.

Welke frisdrank heeft de laagste pH en welke frisdrank heeft de meeste H+ ionen in 10 mL?

1. Laagste pH: Cola Meeste H+ ionen: Cola
2. Laagste pH: 7-up Meeste H+ ionen: Cola
3. Laagste pH: 7-Up Meeste H+ ionen: 7-up
4. Laagste pH: Cola Meeste H+ ionen: 7-up

Een fles bevat een bijtend zuur. 

Welk gevarensymbool staat er zeker op het etiket?

1. 
2. 
3. 
4. 

Gelden de eigenschappen en toepassingen voor een zuur een base of voor beiden? Sleep de plaatjes naar het juiste veldje.

Zuur

Base

Zuur & Base

Wat is het zuurrest-ion van salpeterzuur?

1. K​+​​(aq)
2. NO​3​−​​(aq)
3. H​+​​(aq)
4. OH​−​​(aq)

Tigo zegt: Hoe lager de pH van een oplossing, hoe minder H+-ionen in de oplossing voorkomen. 

Mads zegt: Als de pH één lager wordt, dan is de oplossing 10 keer zo zuur.

Wie heeft er gelijk?

1. Tigo
2. Mads
3. Tigo & Mads
4. Geen van beiden.

Tigo zegt: Als de pH één hoger wordt, dan is de oplossing 10 keer zo basisch.

Mads zegt: Als je 10 ml van een zuur met een pH van 1 mengt met 10 ml base met een pH van 13 krijg je een neutrale oplossing.

Wie heeft er gelijk?

1. Tigo
2. Mads
3. Tigo & Mads
4. Geen van beiden.

Je ontzuurt zoutzuur met natriumcarbonaat. Schrijf de reactievergelijking van deze zuur-basereactie op inclusief toestandsaanduidingen.

Schrijf de reactievergelijking op een papiertje en lever deze in, typ hieronder gedaan in.

Tot welk soort stoffen behoort calciumhydroxide?

1. Moleculaire stoffen
2. Metalen
3. Niet-metalen
4. Zouten

Geef de vergelijking van de reactie van calciumhydroxide met een zure oplossing.

Schrijf de reactievergelijking op een papiertje en lever deze in, typ hieronder gedaan in.

Lees het artikel hiernaast. Als zoutzuur wordt gebruikt als zure oplossing, zullen calciumionen in de emmer terecht komen. Ook negatieve ionen zijn aanwezig.

Welke negatieve ionen zijn dat?

1. Cl​−​​(aq)
2. I(aq)
3. Br​−​​(aq)
4. NO​3​−​​(aq)

Leg uit waarom je een zure oplossing beter niet kunt gebruiken op tegels van marmer.

De toets is klaar.

Nu volgen er nog een aantal reflectie vragen.

Je hebt de toets gemaakt. Kende je het hoofdstuk zo goed als je dacht?

0100

Welk cijfer denk jij te gaan halen op SE3?

1. 4.0 - 5.0
2. 5.0 - 6.0
3. 6.0 - 7.0
4. hoger dan 7.0

Hoe heb jij je huiswerk gemaakt de afgelopen periode? Weer hier eerlijk in, heeft geen consequenties.