TV groep 5 thema 7

welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
mariela viert koningsdag thuis met zijn vrienden.
A
Mariela, Koningsdag
B
Mariela, Vrienden
C
Thuis, Vrienden
D
Viert, Koningsdag
1 / 12
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
mariela viert koningsdag thuis met zijn vrienden.
A
Mariela, Koningsdag
B
Mariela, Vrienden
C
Thuis, Vrienden
D
Viert, Koningsdag

Slide 1 - Quiz

welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
het water in de rivier de maas staat hoog.
A
Het, Maas
B
Het. Rivier
C
Het, Hoog
D
Het, De

Slide 2 - Quiz

welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
vandaag zat onze kat sam op het dak.
A
Vandaag, Kat
B
Vandaag, Sam
C
Zat, Sam
D
Onze, Dak

Slide 3 - Quiz

Schrijf het bijwoord.
Laten we snel naar huis gaan.

Slide 4 - Open question

Schrijf het bijwoord.
Het jongen is erg blij met de nieuwe jas.

Slide 5 - Open question

Schrijf het bijwoord.
De kinderen zingen nu een lied

Slide 6 - Open question

Kies de juiste vorm van het werkwoord
rennen
Ik ........ naar de schommel.
A
rent
B
ren
C
rennen
D
rende

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord
kopen
Juraiska .......... een nieuwe bal.
A
koop
B
koopte
C
koopt
D
kopen

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste onderwerp.
............ wast de groenten.
A
Ivana
B
ik
C
de kinderen

Slide 9 - Quiz

Welke woord staat in de verleden tijd
A
wil
B
wilde
C
willen
D
wilt

Slide 10 - Quiz

Welke woord staat in de tegenwoordig tijd?
A
fietst
B
zwaaide
C
haalde
D
wilde

Slide 11 - Quiz

Welke woord staat in de tegenwoordig tijd?
A
fietste
B
gezwaaid
C
schrijft
D
geboekt

Slide 12 - Quiz