Via Vervolg 1F Deel B thema 5 H3 Lezen

Thema 5 Vakantie H3 Lezen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Thema 5 Vakantie H3 Lezen

Slide 1 - Slide

tekstopbouw
Een tekst heeft een bepaalde opbouw nodig om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde van zinnen en alinea's is daarbij heel belangrijk.
Alinea's, zinnen en delen van zinnen kunnen met signaalwoorden aan elkaar worden verbonden.

Slide 2 - Slide

Signaalwoord
Een signaalwoord geeft de lezer een teken: 'Let op: deze alinea's, zinnen of delen van zinnen hebben met elkaar te maken. Er bestaat een verband tussen deze verschillende onderdelen van de tekst.'

Slide 3 - Slide

Signaalwoord
Het signaalwoord helpt je om het verband in een alinea, zin of deel van een zin te herkennen. 

Slide 4 - Slide

verband
Drie belangrijke tekstverbanden zijn:
- de opsomming
- de tegenstelling
- oorzaak/gevolg
Een tekstverband kun je herkennen aan zijn eigen signaalwoorden. 

Slide 5 - Slide

tekstverband: opsomming
- Een tekstverband waarbij verschillende dingen na elkaar worden genoemd.

* signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ten laatste, verder, en, ook, tevens, eerst....dan, ten slotte, om te beginnen, daarnaast, niet alleen....maar ook, in ieder geval, zowel...als, vervolgens, bovendien.

Slide 6 - Slide

tekstverband: tegenstelling
- Een tekstverband waarbij iets wordt gezegd of beweerd, waarna het tegenovergestelde wordt gezegd of beweerd.

* signaalwoorden: alhoewel, hoewel, echter, aan de ene kant, aan de andere kant, in plaats van, maar, of, anders dan, in tegenstelling tot, weliswaar, daar staat tegenover dat, integendeel, toch, terwijl

Slide 7 - Slide

tekstverband: oorzaak-gevolg
Een tekstverband dat aangeeft dat er iets is gebeurd (de oorzaak) wat ervoor zorgt dat er vervolgens iets anders gebeurt (het gevolg)

* signaalwoorden: daardoor, waardoor, door, dus, hierdoor, naar aanleiding van, vanwege, met als gevolg, wegens, op het idee gebracht door

Slide 8 - Slide

moeilijke woorden
Soms kun je tijdens het lezen van een tekst een woord tegenkomen waarvan je de betekenis niet kent. Dit woord kan belangrijk zijn om de tekst te begrijpen of om het antwoord op een vraag te vinden. 

Slide 9 - Slide

moeilijke woorden
In beide gevallen moet je achter de betekenis van dat woord zien te komen. Je kunt een stappenplan volgen om de betekenis van een woord te vinden.

Slide 10 - Slide

stappenplan moeilijke woorden
1) Lees de zin voor en na de zin met het moeilijke woord
- soms vind je een woord dat ongeveer hetzelfde betekent (synoniem woord)
- soms vind je een woord dat precies het tegenovergestelde betekent (tegenstelling)
- soms wordt precies uitgelegd wat het woord betekent (omschrijving)

Slide 11 - Slide

stappenplan moeilijke woorden
2) Kijk naar het moeilijke woord
- soms is het woord een samenstelling en weet je wat één van de delen betekent. De betekenis van dit deel kan een aanwijzing zijn voor de betekenis van het woord (woorddeel)

Slide 12 - Slide

stappenplan moeilijke woorden
3) Kijk naar de afbeelding(en) die in de buurt van het moeilijke woord staan
- soms geeft de afbeelding een aanwijzing voor de betekenis van het woord (afbeelding)

Slide 13 - Slide

stappenplan moeilijke woorden
3) Kijk naar de afbeelding(en) die in de buurt van het moeilijke woord staan
- soms geeft de afbeelding een aanwijzing voor de betekenis van het woord (afbeelding)

Slide 14 - Slide

stappenplan moeilijke woorden
4) Zoek de betekenis van het moeilijke woord op
- vraag de betekenis aan iemand anders (vragen)
- gebruik een woordenboek (woordenboek)

Slide 15 - Slide

intensief lezen
Intensief lezen betekent dat je de inhoud van een tekst goed wilt begrijpen. Je leest de tekst in zijn geheel en je vraagt je af wat de belangrijkste boodschap is van de schrijver. Je kunt een stappenplan gebruiken, als je een tekst intensief wilt lezen. 

Slide 16 - Slide

vóór het intensief lezen
1) bekijk de tekst
2) bedenk met welke tekstsoort en welk tekstdoel je te maken hebt
3) voorspel waar de tekst over gaat en vraag je af wat je al van het onderwerp weet

Slide 17 - Slide

tijdens het intensief lezen
4) lees de tekst in zijn geheel
- markeer de kernzin van elke alinea
- onderstreep signaalwoorden en kijk naar het verband tussen alinea's
- let op het verschil tussen feiten en meningen
- maak aantekeningen en/of een samenvatting
5)  lees alinea's die je moeilijk vindt nog een keer

Slide 18 - Slide

na het intensief lezen
6) vraag je af of je weet wat je wilde weten
- geef antwoord op de vraag: 'Wat is de belangrijkste boodschap van de schrijver?'
- het antwoord op deze vraag is de hoofdgedachte van de tekst

Slide 19 - Slide

Maken
Maak de opdrachten 1 t/m 6
Vanaf blz. 134

Slide 20 - Slide