WS METW Stap 1: Beginsituatie

WS METW 
STAP 1: BEGINSITUATIE
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Methodisch WerkenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WS METW 
STAP 1: BEGINSITUATIE

Slide 1 - Slide

PORTFOLIO EN LITERATUUR
Je maakt tijdens deze workshop een methodisch stappenplan voor de speurtocht van de thema opdracht!

Literatuur:   
Methodiek: pagina 46- 53​
LessonUp  en  PowerPoint

Slide 2 - Slide

INLEIDING
Als professional in het pedagogisch werkveld handel je volgens vooraf bepaalde stappen. Deze manier van werken heet methodisch werken. ​

De eerste stap is het beschrijven van de beginsituatie. 'Waar heb ik mee te maken?' Om dat goed te kunnen doen, moet je drie dingen weten:​
* De wensen en behoeften (hulpvraag)​
* De beginsituatie van de groep als geheel​
* De beginsituatie van het individu​




Slide 3 - Slide

Talentendriehoek

Slide 4 - Slide

Wat zie je op de foto? 

Slide 5 - Slide

Uit welke stappen bestaat het methodisch stappenplan?

Slide 6 - Open question



Het methodisch
stappenplan

Slide 7 - Slide

Afspraak:
Beschrijf de beginsituatie in verhaalvorm (dus geen vraag –antwoord)​


Geef in het verslag duidelijk de fases en stappen aan, bijvoorbeeld:​
         Fase 1: Voorbereiding ​
         Stap 1: Beginsituatie ​

Gebruik je OPS boek en kies de doelgroep uit, die past bij jouw stagegroep.​
       Neem de informatie van de ontwikkelingsaspecten over en vul deze ​
       informatie aan met specifieke informatie van jouw stagegroep.​










Slide 8 - Slide

Bij het observeren van de doelgroep t.b.v. de beginsituatie is het belangrijk dat:
A
je je eigen mening goed weergeeft
B
je geen eigen interpretaties beschrijft
C
je alleen de positieve kenmerken van de groep benoemt

Slide 9 - Quiz

Beginsituatie beschrijven
Fase 1: Voorbereiding ​

Stap 1: Beginsituatie ​
* Deze opdracht wordt uitgevoerd op.. (organisatie, locatie, groep)​
* Hoeveel kinderen doen mee aan de activiteit? ​
* Wat is de leeftijd van de kinderen? ​
                          *  Hoeveel jongens en meisjes doen mee aan de activiteit?




Slide 10 - Slide

Beschrijf de belangrijkste ontwikkelingsaspecten​ van deze kinderen:
Beschrijf per ontwikkelingsaspect hoe je dit terugziet bij de kinderen op je groep. Wat kunnen de kinderen al? Wat nog niet? Wat moeten de kinderen nog leren? Zijn er beperkingen? Welke activiteiten vinden ze leuk om te doen?​

Behoeften (voorbeeld structuur, uitdaging, contact met anderen, rust) ​
Wat zijn de interesses van deze kinderen? ​
Sluit aan op de belevingswereld en/of thema?​




Slide 11 - Slide

Stap 1: Beginsituatie
Begin elke opdracht met aan te geven waar je stage loopt of in welke groep je de activiteit gaat uitvoeren:

Ik loop stage bij kdv …. In groep …..​

Deze activiteit wordt uitgevoerd bij kvd…. In groep…​



Slide 12 - Slide

Schrijf het begin van de opdracht: waar loop je stage en in welke groep voer je de opdracht uit:

Slide 13 - Open question

Stap 1: Beginsituatie
Hoeveel kinderen doen mee aan de activiteit? ​


Ik speel het spelletje met 3 kinderen.​

Aan deze activiteit …..​



Slide 14 - Slide

Stap 1: Beginsituatie
Wat is de leeftijd van de kinderen?​


De kinderen zijn in de leeftijd van 2-3 jaar oud.​

Hoeveel jongens en meisjes doen mee aan de activiteit (geslacht)? ​


Er doen 2 jongens en 1 meisje mee.​​


Slide 15 - Slide

Opdracht:
Schrijf in verhaalvorm en aan de hand van voorgaande vragen, het eerste deel van de beginsituatie van je stagegroep. 

Slide 16 - Slide

Wat vind je tot nu makkelijk of moeilijk aan het schrijven van de beginsituatie?

Slide 17 - Open question

Stap 1: Beginsituatie

Beschrijf de belangrijkste ontwikkelingsaspecten​
(lichamelijk, cognitief en de taalontwikkeling sociaal-emotioneel, seksueel) van deze kinderen. ​


Slide 18 - Slide

Voorbeeld lichamelijke ontwikkeling peuters:
Lichamelijk:​

Peuters ontwikkelen zich veel in de grove motoriek. Ze worden evenwichtiger met lopen en rennen. De fijne motoriek wordt ook steeds beter; ze leren kralen rijgen, kunnen bladzijdes omslaan en ze kunnen steeds beter met een potlood overweg. Ze hebben nog geen handvoorkeur. Kinderen wisselen veel van hand, de ene keer gebruiken ze de linkerhand en de andere keer de rechterhand. Ook leren peuters zindelijk worden. Sommige kinderen dragen nog luiers en sommige gaan al naar het potje of de toilet.

Slide 19 - Slide

De ontwikkelingsaspecten zie ik terug in de groep:​

Lichamelijke ontwikkeling:
De grove motoriek is geen probleem meer, alleen fijne motoriek vinden sommige peuters nog erg lastig. Ze weten hoe ze met de knutselspullen om moeten gaan (bijv. lijm)​

Slide 20 - Slide

Opdracht:

Schrijf de beginsituatie uit t/m de ontwikkelingsaspecten in de groep. Gebruik hiervoor de theorie uit het boek en de PowerPoint/ LessonUp!


Slide 21 - Slide

Stap 1: Beginsituatie
Behoeften (voorbeeld structuur, uitdaging, contact met anderen, rust) ​


De peuters hebben behoefte aan rust, spel en contact met andere kinderen….. (aanvulling waaruit dit blijkt)​

Wat zijn de interesses van deze kinderen?

De interesses van de kinderen zijn in fantasiespel, knutselen en samen spelen.​​

Slide 22 - Slide

Stap 1: Beginsituatie
Het volgende onderwerp/activiteit…. Kies ik voor de doelgroep, want…. ​


Ik kies voor een memory spel. De activiteit sluit aan op de belevingswereld van de peuters, omdat het spelletje geschikt is voor de leeftijd. De afbeeldingen van memory passen in het thema ‘dieren’. Om het spelletje eenvoudiger te maken, haal ik een aantal kaartjes uit het spel.​

Slide 23 - Slide

Opdracht:
Beginsituatie af? Je deelt in breakout rooms jouw beginsituatie met een klasgenoot. Je vult aan de hand van het feedbackformulier feedback in. Bespreek dit samen!

Slide 24 - Slide