Les 1 Elektriciteit en automatisering

Les 1 Elektriciteit en automatisering
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 1 Elektriciteit en automatisering

Slide 1 - Slide

Taken van elektrische apparaten.

Elektrische aparaten kun je gebruiken voor de volgende taken:

  • Informatie verwerken
  • Verlichten 
  • Bewegen
  • Verwarmen
  • Geluid maken

Slide 2 - Slide

Voorbeelden omzetten van elektrische energie energie

Slide 3 - Slide

Gecombineerde taken .

Veel apparaten hebben gecombineerde taken zoals:

  • Tv -->  licht en geluid
  • Wasmachine --> warmte en beweging


Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Opdracht
  • Mocht je afgelopen filmpje niet helemaal duidelijk vinden dan zie je hierna nog 2 filmpjes die stroomsterkte en spanning ook uitleggen.
  • Het is belangrijk dat je goed het verschil weet tussen stroomsterkte en spanning. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Opdracht
  • Neem de volgende 5 pagina's als aantekening over in je schrift.
  • Zorg dat je tabel achter in je schrift aanvult voor de grootheid stroomsterkte en spanning.
  • De symbolen moet je ook kennen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Er loopt alleen stroom via een gesloten stroomkring?
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

De eenheid van stroomsterkte is volt.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

De elektrische stroom loopt van de plus-pool naar de min-pool van de batterij.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

De lampjes zijn identiek.
De totale stroomsterkte is 4,0 A.
Wat is dan de stroomsterkte door lampje A en B?

A
8,0 A
B
4,0 A
C
2,0 A
D
6,0 A

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

De batterij levert een spanning van 3,0 V
Wat is dan de spanning over lampje A en B?

A
1,5 V
B
3,0 V
C
6,0 V

Slide 21 - Quiz

De stroomsterkte wordt gemeten in punt A en heeft een grootte van 4,0 A.
Wat is de stroomsterkte door lampje 1 en 2?

A
4,0 A
B
8,0 A
C
2,0 A
D
6,0 A

Slide 22 - Quiz

De batterij geeft een spanning van 3,0 V
Wat is de spanning over lampje 1 en 2?


A
3,0 V
B
1,5 V
C
6,0 V
D
4,5 V

Slide 23 - Quiz

In de figuur zie je een schakeling met twee meters. Wat is meter 1?
A
Voltmeter
B
Spanningsmeter
C
Ampèremeter
D
Stroommeter

Slide 24 - Quiz

In de figuur zie je een schakeling met twee meters. Wat is meter 2?
A
Voltmeter
B
Spanningsmeter
C
Ampèremeter
D
Stroommeter

Slide 25 - Quiz

Zoek de fout.

Slide 26 - Slide

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
0,0 A
B
0,60 A
C
0,30 A
D
1,2 A

Slide 27 - Quiz

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
3,0 V
B
6,0 V
C
12 V
D
24 V

Slide 28 - Quiz

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
0,60 A
B
0,30 A
C
0,20 A
D
1,8 A

Slide 29 - Quiz

Welke waarde wordt gemeten op de plek van het vraagteken?
A
4,0 V
B
6,0 V
C
3,0 V
D
12 V

Slide 30 - Quiz

0

Slide 31 - Video

Opdracht
  • Neem de aantekening op de volgende pagina over.
  • Zorg dat je tabel achter in je schrift aanvult voor de grootheid Vermogen.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Opdracht
  • Lees par 3.1
  • Maak vraag 9 t/m 11, 13 en 14 en 17 t/m 24.
  • Je mag hier 2 lessen over doen. 

Slide 34 - Slide