Zinnen maken

Zijn we er allemaal?

Doe je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zijn we er allemaal?

Doe je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 1 - Slide


Je kent de goede volgorde van een zin.
Je kunt een zin in de goede volorde zetten.
Je kent begrippen als: 
wie, doet, wat, waar en wanneer.

De doelen

Slide 2 - Slide

Wat is de volgorde van een zin?

Ik ga morgen naar school.
De jongen eet elke dag een appel.
Het meisje leest een boek.
De klas gaat naar gym.

Slide 3 - Slide

De volgorde
1. Wie?                Ik/jij/de/de jongen/de klas/jullie/wij.....
2. Doet?             Gaat/speel/pakken/slapen/lopen 
                              (het werkwoord)
.....................................................................................................................
3. Wanneer?     Morgen/vandaag/elke dag/'s morgens
4. Waar?             Naar school/in bed/op straat/naar gym
5. Wat?               een appel, de kat, een boek

Slide 4 - Slide

Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film morgen gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat morgen naar de film Yordan.

Slide 5 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Een verhaal schrijft hij op school.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal op school.
D
Op school een verhaal schrijft Nader.

Slide 6 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Elke dag Nader leest een boek.
B
Nader leest elke dag een boek.
C
Een boek Nader leest elke dag.
D
Elke dag een boek leest Nader.

Slide 7 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Op het bord de docent schrijft een woord.
B
De docent op het bord schrijft een woord.
C
De docent schrijft een woord op het bord.
D
Schrijft de docent een woord op het bord?

Slide 8 - Quiz

Denk ook aan...
Hoofdletters
Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. 
Een naam heeft ook een hoofdletter.

Punten
Een punt staat aan het eind van de zin. 
?  !

Slide 9 - Slide

Wat is een goede zin?
A
ik ga morgen naar de Albert Heijn.
B
Morgen ik ga naar de Albert Heijn.
C
Naar de Albert Heijn ik ga morgen.
D
Ga ik morgen naar de Albert Heijn?

Slide 10 - Quiz

Maak de goede zin:
elke dag-Gedion-patat-eet

Slide 11 - Open question

Maak een goede zin:
morgen-Marin-gaat-naar de bibliotheek - met haar zus

Slide 12 - Open question

Maak de zin:
gooit-de bal- Sylvia- naar Ayla -snel.

Slide 13 - Open question

Maak nu zelf een zin.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Link


Je kent de goede volgorde van een zin.
Je kunt een zin in de goede volorde zetten.
Je kent begrippen als: 
wie, doet, wanneer, wat, waar en hoe.

De doelen

Slide 16 - Slide