This lesson contains 15 slides, with text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
TTO 1
Blok 1 - Grammatica
Les 1
Slide 1 - Slide
Agenda
Bekijken boek
Theorie: werkwoord en werkwoordsvormen
Tijdproef
Getalproef
Aan de slag!
Slide 2 - Slide
Bekijken boek
Fictie
Grammatica
Spelling
Over Taal
Lezen
Schrijven
Spreken, kijken, luisteren
Slide 3 - Slide
Werkwoord
Belangrijkste onderdelen van een zin
Er zijn verschillende vormen
Slide 4 - Slide
Werkwoordsvormen
Persoonsvorm: verandert als we de tijd of het onderwerp veranderen
Infinitief: hele werkwoord, er staat nog een persoonsvorm in de zin
Voltooid deelwoord: begint vaak met ge-, be- of ver-. Er staat een vorm van hebben, worden of zijn in de zin
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Persoonvorm - voorbeeld
De jongen koopt een ijsje.
Koopt is de pv, er is maar één werkwoord
De jongen heeft een ijsje gekocht.
Heeft is de pv, er is nog een ander werkwoord maar heeft verandert als we van de jongen -> de jongens maken.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Infinitief - voorbeeld
Het meisje gaat zwemmen vanmiddag.
Zwemmen is de infinitief of het hele werkwoord. Dit is de vorm zoals die in het woordenboek staat. Er staat altijd een andere werkwoordvorm in de zin (gaat).
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Voltooid deelwoord- voorbeeld
De leerlingen hebben hard gewerkt tijdens de les.
Er staat een vorm van hebben, worden of zijn in de zin (hebben). Vaak begint het voltooid deelwoord met ge-, be- of ver-.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Tijdproef
Een zin staat in de tegenwoordige tijd en zet je in de verleden tijd.
Een zin staat in de verleden tijd en zet je in de tegenwoordige tijd.
Ik fiets naar huis toe na de laatste les. -> Ik fietste naar huis toe na de laatste les.
Slide 13 - Slide
Getalproef
Een zin met een onderwerp in het enkelvoud zet je in het meervoud.
Een zin met het onderwerp in het meervoud zet je in het enkelvoud.
De leerling heeft een zware tas. -> De leerlingen hebben een zware tas.
Slide 14 - Slide
Aan de slag
Probeer te maken:
Bladzijde 18 en verder
Opdracht 1 tm 6
Kijk hoe ver je komt! Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw!