0609 TTO1 Grammatica opstart

TTO 1 
Blok 1 - Grammatica
Les 1
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TTO 1 
Blok 1 - Grammatica
Les 1

Slide 1 - Slide

Agenda
  • Bekijken boek
  • Theorie: werkwoord en werkwoordsvormen
  • Tijdproef
  • Getalproef
  • Aan de slag! 

Slide 2 - Slide

Bekijken boek
  • Fictie
  • Grammatica
  • Spelling
  • Over Taal
  • Lezen
  • Schrijven
  • Spreken, kijken, luisteren

Slide 3 - Slide

Werkwoord
  • Belangrijkste onderdelen van een zin
  • Er zijn verschillende vormen 

Slide 4 - Slide

Werkwoordsvormen
  • Persoonsvorm: verandert als we de tijd of het onderwerp veranderen
  • Infinitief: hele werkwoord, er staat nog een persoonsvorm in de zin
  • Voltooid deelwoord: begint vaak met ge-, be- of ver-. Er staat een vorm van hebben, worden of zijn in de zin

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Persoonvorm - voorbeeld
  • De jongen koopt een ijsje.
  • Koopt is de pv, er is maar één werkwoord
  • De jongen heeft een ijsje gekocht.
  • Heeft is de pv, er is nog een ander werkwoord maar heeft verandert als we van de jongen -> de jongens maken. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Infinitief - voorbeeld
  • Het meisje gaat zwemmen vanmiddag.
  • Zwemmen is de infinitief of het hele werkwoord. Dit is de vorm zoals die in het woordenboek staat. Er staat altijd een andere werkwoordvorm in de zin (gaat).   

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Voltooid deelwoord- voorbeeld
  • De leerlingen hebben hard gewerkt tijdens de les.
  • Er staat een vorm van hebben, worden of zijn in de zin (hebben). Vaak begint het voltooid deelwoord met ge-, be- of ver-.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Tijdproef
  • Een zin staat in de tegenwoordige tijd en zet je in de verleden tijd.
  • Een zin staat in de verleden tijd en zet je in de tegenwoordige tijd.
  • Ik fiets naar huis toe na de laatste les. -> Ik fietste naar huis toe na de laatste les.

Slide 13 - Slide

Getalproef
  • Een zin met een onderwerp in het enkelvoud zet je in het meervoud.
  • Een zin met het onderwerp in het meervoud zet je in het enkelvoud.
  • De leerling heeft een zware tas. -> De leerlingen hebben een zware tas. 

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Probeer te maken:
Bladzijde 18 en verder
Opdracht 1 tm 6

Kijk hoe ver je komt! Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw!

Slide 15 - Slide