This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
hoofdstuk 4 oefentoets
Slide 1 - Slide
Wat wordt er bedoeld met iemands seksuele voorkeur
A
hoe vaak iemand seks wil hebben
B
of iemand hetero, homo of bi is
C
waarom iemand op een ander valt
D
welke ideeën iemand over seks heeft
Slide 2 - Quiz
Wat is anticonceptie?
A
Daardoor wordt een vrouw niet zwanger
B
Dat je een cadeau krijgt
C
Dat je geen zin hebt om op bezoek te gaan
D
Dat je ergens tegen bent
Slide 3 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel beschermt tegen soa's?
A
de pil
B
het condoom
C
onderbroken geslachtsgemeenschap
Slide 4 - Quiz
Hanna valt op meisjes. Hoe noem je haar seksuele voorkeur?
A
heteroseksueel
B
homoseksueel
C
biseksueel
Slide 5 - Quiz
Welke maatregel om zwangerschap te voorkomen is betrouwbaar?
A
condoom
B
onderbroken geslachtsgemeenschap
C
periodieke onthouding
Slide 6 - Quiz
Periodieke onthouding
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar
Slide 7 - Quiz
Wat is de functie van de placenta?
A
De baby beschermen
tegen schokken en
stoten van buitenaf
B
Zuurstof, voedingstoffen en afvalstoffen uitwisselen tussen moeder en baby
C
De placenta is een soort nestje
voor de baby, meer niet
D
De moeder beschermen tegen
het geschop van de baby
Slide 8 - Quiz
hoelang duurt de menstruatie cyclus
A
18 dagen
B
1 maand
C
24 dagen
D
28 dagen
Slide 9 - Quiz
Wat is de eisprong?
A
het bevruchten van de eicel
B
het ontstaan van de eicel
C
Het vrijkomen van de eicel
D
het afsterven van de eicel
Slide 10 - Quiz
Door de navelstreng stroomt
A
bloed van de moeder
B
Bloed van de baby
C
Bloed van moeder en baby
D
vocht met voedingsstoffen
Slide 11 - Quiz
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 12 - Quiz
Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng
Slide 13 - Drag question
Wie gebruikt welk voorbehoedsmiddel?
Man
Vrouw
Spiraal
De pil
Condoom
Anticonceptiepleister
Prikpil
Slide 14 - Drag question
Zet in de juiste volgorde:
Innesteling
Bevruchte eicel deelt zich
Bevruchting
Eisprong
Bolletje cellen
Slide 15 - Drag question
de zaadcel
A
een piepklein eitje in de buik van een vrouw
B
een stof in een cel die alles regelt
C
een cel van een man die een eicel kan bevruchten
D
als een zaadcel in een eicel kruipt
Slide 16 - Quiz
Wat is periodieke onthouding?
A
Geen sex hebben als de vrouw haar ovulatie heeft gehad
B
de man trekt de penis uit de vagina van de vrouw, voordat hij klaarkomt.
C
De pil gebruiken.
D
Een spiraaltje nemen
Slide 17 - Quiz
Wat is een foetus?
A
Een eicel
B
Een zaadcel
C
Een kind
D
Een ongeboren kind
Slide 18 - Quiz
Inde afbeelding zie je een schematische tekening van het voortplantingsstelsel van de vrouw. Welke geslachtsorganen worden er bedoeld met de onderstaande beschrijvingen? Sleep beschrijving naar de juiste nummers.
Vagina
Blaas
Eileider
Baarmoeder
Eierstok
Slide 19 - Drag question
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Er staan vijf organen aangegeven met een cijfer.
Sleep de onderstaande namen achter het juiste cijfer
teelbal
zwellichaam
prostaat
zaadblaasje
bijbal
Slide 20 - Drag question
Welke van onderstaande geslachtskenmerken van de vrouw zijn primaire geslachtskenmerken?
A
Borsten
B
Brede heupen
C
Okselhaar
D
Vulva
Slide 21 - Quiz
secundaire geslachtskenmerken?
A
verschil in denken en doen
B
lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes
C
lichamelijke verschillen die in de puberteit ontstaan
D
groeispurt
Slide 22 - Quiz
Secundaire geslachtskenmerken zijn:
A
Lichaamshaar, gespierd, lage stem
B
Vagina, schaamlippen
C
Penis, ballen, schaamhaar
D
Borsten, brede heupen, en lichaamshaar
Slide 23 - Quiz
Zijn de schaamlippen van de vrouw een primaire geslachtskenmerk of een secundaire geslachtskenmerk?
A
Primair geslachtskenmerk
B
Secundair geslachtskenmerk
Slide 24 - Quiz
Sleep de onderstaande secundaire geslachtskenmerken naar het juiste vak (zie boven).
secundaire geslachtskenmerken
jongen
secundaire geslachtskenmerken
beiden
secundaire geslachtskenmerken
meisje
borsten
groeispurt
baard in de keel
bredere heupen
okselhaar
gespierdere lichaamsbouw
schaamhaar
gezichtsbeharing
volgroeien schaamlippen
Slide 25 - Drag question
19. Geslachtskenmerken
Geslachtskenmerken kun je onderverdelen in primaire
geslachtskenmerken en secundaire geslachtskenmerken.
In welke zin staan alleen secundaire geslachtskenmerken?
A
Schaamlippen, borstgroei en borsthaar.
B
Schaamhaar, zwaarder skelet en lagere stem.
C
Balzak, schaamlippen en penis.
D
Balzak, bredere schouders en lagere stem.
Slide 26 - Quiz
Op welke volgorde gaat een zaadcel door het mannelijke voortplantingsstelsel bij het ejaculeren? Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
1
2
3
4
5
urinebuis
prostaat
zaadleider
bijbal
teelbal
Slide 27 - Drag question
Wat voor geslachtskenmerk is een balzak?
A
Primair
B
Secundair
Slide 28 - Quiz
Wat zijn geslachtskenmerken?
A
De lichamelijke kenmerken waaraan je het geslacht herkent
B
De lichamelijke kenmerken waaraan je een persoon herkent
Slide 29 - Quiz
Een abortus is mogelijk tijdens de hele zwangerschap.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Welke noodmaatregel kun je de dag na de seks gebruiken?
A
Abortus
B
Morning after pil
C
abortuspil
Slide 31 - Quiz
Waar in het vrouwelijk lichaam vindt de eerste celdeling van een bevruchte eicel plaats?
A
In de eierstok
B
In de eileider
C
In de baarmoeder
D
Tijdens de geslachtsgemeenschap.
Slide 32 - Quiz
In de eileider begint de bevruchte eicel zich al te delen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quiz
wat is incest?
A
seksueel misbruik binnen de vrienden kring
B
seksueel misbruik binnen de familie
C
seksueel misbruik door een vreemde
Slide 34 - Quiz
Loverboys zijn ...
A
lieve jongens die je graag verwennen
B
aardige jongens die graag met je uitgaan
C
jongens die graag geld aan meisjes verdienen
D
stomme jongens die niet uit eten willen gaan
Slide 35 - Quiz
Hoe heet het als de bevruchte eicel zich hecht aan de baarmoederwand?