1.5 Scootercity

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 4 (5 min)
  • behandelen paragraaf 5 (15 min) 
  • Nakijken paragraaf 3 en 4 (t/m 5)
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
  • Huiswerk (15 min)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 4 (5 min)
  • behandelen paragraaf 5 (15 min) 
  • Nakijken paragraaf 3 en 4 (t/m 5)
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
  • Huiswerk (15 min)

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1.4:
Wat weten we nog?

Slide 2 - Slide

Je koopt een laptop in voor 1000 euro en je verkoopt hem voor 2000 euro. Wat is de brutowinstopslag?
A
100 euro
B
1000 euro
C
2000 euro
D
1500 euro

Slide 3 - Quiz

De inkoopprijs van een nietmachine is 2,50 euro. De verkoopprijs is 3 euro. Wat is brutowinstmarge?
A
20%
B
25%
C
10%
D
15%

Slide 4 - Quiz

Hoofdstuk 1:
1.5 Scootercity

Slide 5 - Slide

Wat weten we al?

Slide 6 - Slide

1.4 de computershop
Inkoopprijs
Brutowinstopslag    (€)                              +
verkoopprijs excl. btw (100%)           
btw (6% of 21%)                                          +
verkoopprijs incl. btw (106% of 121%)
Brutowinstopslag is altijd in €

Slide 7 - Slide

1.4 de computershop
Wanneer de brutowinstopslag niet is gegeven, maar je hebt wel de brutowinstmarge. Dan kan je het alsnog uitrekenen: 
Wanneer de brutowinstmarge niet is gegeven, maar je hebt wel de brutowinst en de inkoopwaarde. Dan kan je het alsnog uitrekenen: 
Brutowinstmarge = brutowinst : inkoopwaarde x 100
Brutowinstopslag = inkoopprijs : 100 x brutowinstmarge

Slide 8 - Slide

1.5 Scootercity
De beste prestatie

Om dit te kunnen vergelijken moet je kijken of een bedrijf naar verhouding (%) het beter of slechter doet.
afb. 34 blz. 24

Slide 9 - Slide

1.5 Scootercity
Een hogere of lagere verkoopprijs

Verkoopprijs   en aantal verkopen  =  --> nettowinst 

Verkoopprijs   en aantal verkopen    --> nettowinst

opdr. 2

Slide 10 - Slide

1.5 Scootercity
Een lagere inkoopprijs en bedrijfskosten





opdr. 3

Slide 11 - Slide

opdrachten maken

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 1 paragraaf 4

  • Lees de theorie op bladzijde 21
  • Maak de opdrachten 1 t/m 13

Slide 13 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Slide

Wanneer maakt een ondernemer meer nettowinst?
A
Als de inkoopprijzen dalen
B
Als hij een nieuwe machine koopt en de afschrijvingen toenemen
C
Als hij een extra werknemer in dienst neemt en de loonkosten stijgen

Slide 15 - Quiz

1
2
3
4
bedrijf A: omzet € 975.000, nettowinst € 225.000

bedrijf B: omzet € 1.659.000, nettowinst € 800.500

bedrijf C: omzet € 52.300, nettowinst € 29.600

bedrijf D: omzet € 185.000, nettowinst € 72.000


Slide 16 - Drag question

De inkoopkosten van een buitenlamp zijn € 16. De verkoper verhoogt zijn brutowinstmarge van 35% naar 45%. Daardoor neemt zijn afzet af van 450 naar 415 stuks per maand.

Welke beweringen zijn juist?
A
De verkoopprijs stijgt met € 1,60
B
De verkoopprijs stijgt met € 2,16
C
De omzet daalt met € 92
D
De omzet stijgt met € 92

Slide 17 - Quiz

Maken hoofdstuk 1 paragraaf 4
opdracht 1 t/m 13
inleveren door middel van foto of bestand

Slide 18 - Open question