Startbundel pedagogisch handelen

Startbundel pedagogisch handelen
1 / 83
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch handelenSecundair onderwijs

This lesson contains 83 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Startbundel pedagogisch handelen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

LPD 30 leren observeren en rapporteren van doelgericht gedrag bij kinderen en volwassenen

Slide 3 - Slide

Observeren
Rapporteren

Slide 4 - Slide

Verschil observeren/rapporteren
Observeren is het (bewust) waarnemen van een persoon en het beschrijven van wat je ziet. Dat kunnen handelingen van bijvoorbeeld kinderen zijn, maar ook de houding, het gedrag, interacties tussen kinderen of gebeurtenissen.

 

Rapporteren is een belangrijk communicatiemiddel tussen jou en je collega’s of klasgenoten.
Rapporteren is ook een ander woord voor verslaggeving.


Slide 5 - Slide

Doel van observeren en rapporteren

Het doorgeven/noteren van zaken die je signaleert, welke zorg of met welk doel je zorg verleent is heel belangrijk, maar ook hoe die zorg verloopt. 

Slide 6 - Slide

Waarom is het belangrijk dat jullie dit leren/ Wat is het nut hiervan?

Slide 7 - Mind map

Waarom is het belangrijk dit te leren? 
Als je in de zorg staat zowel voor kinderen als volwassenen/ouderen is het belangrijk dat je zaken opmerkt om door te geven in het team. Dit voor een goede opvolging/zorg te kunnen garanderen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Teken de symbolen bij de begrippen zodat je deze gemakkelijk kan onthouden

Slide 10 - Slide

LPD 32 (ped)agogische vaardigheden verkennen en aanbod passend bij de levensloopfasen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Prenatale ontwikkeling 
Baby 
Peuter 
Kleuter 
Schoolkind 
Puber
Adolescent 
Volwassene 
Oudere 
Eerste levensfase 
Tweede levensfase 
Derde levensfase 
Vierde levensfase 
Vijfde levensfase 
Zesde levensfase 
Zevende levensfase 
Laatste levensfase 
Achtste levensfase 

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Video

(Ped)agogische vaardigheden verkennen en aanbod passend bij de levensloopfasen. 

Werken rond materialen, prikkels of activiteiten, aandacht voor de verschillende ervaringsgebieden en activiteiten voor het dagelijks leven.

Bv wanneer kan een kind veters knopen, tanden poetsen, leren fietsen,…

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Opdracht bundel
Ga zelfstandig opzoek naar de definitie van volgende woorden.
  • Welbevinden
  • Betrokkenheid
  • Educatief

Slide 17 - Slide

Welbevinden 
De mate waarin zich iemand lichamelijk, geestelijk, sociaal goed voelt. Lekker in je vel zitten. Alles is in harmonie. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Educatief
Is een overkoepelende term voor vorming, onderwijs en opvoeding binnen een schoolse omgeving (formele educatie) of daarbuiten
 (niet-formeel en informeel).


Educatie betreft hierbij zowel onderwijsmethodes, leerprocessen als de overdracht van de verzamelde kennis, normen en waarden van een samenleving en haar componenten.


Leerrijk, leerzaam spel bijvoorbeeld echt bedoeld om bij te leren.


Slide 22 - Slide

LPD 33 Handelen met aandacht voor diversiteit en maatschappelijke evoluties.

Slide 23 - Slide

Diversiteit

Slide 24 - Mind map

Handelen met aandacht voor diversiteit en maatschappelijke evoluties. 
  • Naar leeftijd, geslacht, cultuur
  • Opvoeding en opgroeien
  • Evoluties in linnen en interieurzorg en maaltijdzorg
  • Keuzes van mensen zonder oordeel

Slide 25 - Slide

Hoe ga jij om met diversiteit in het dagelijkse leven? Geef 1 voorbeeld

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

LPD 34 Ondersteunen van (ped)agogische vaardigheden



Wat betekent dit volgens jou?

Slide 28 - Slide

Ondersteunen van (pe)dagogische vaardigheden 
  • Vormen van vrije tijdsbesteding, van vrij spel, beweging en animatie
  • Belang van expressie en creativiteit
  • Omgaan met materialen ( voelplaat)

Slide 29 - Slide

Geef 3 dingen die je nog herinnerd van de lessen van vorig jaar.

Slide 30 - Open question

LPD 35: Kennismaken met kinderen, volwassenen en settings in zorg en welzijn

Slide 31 - Slide

Wat zijn settings?
A
Instellingen op je computer
B
De doelgroep waar we mee werken
C
De context waarin de burger zich kan bevinden vb: woonzorgcentrum
D
De bewoners van het WZC

Slide 32 - Quiz

Klasgesprek
1. Naar welke locatie kijk je uit? waarom?
 
2. Welke doelgroep spreekt je op dit moment het meeste aan?
 Leg uit waarom

3. Wat verwacht jij van dit vak? 

4. Waar kan je nog in groeien?

Slide 33 - Slide

Participeren aan grootoudernamiddag

Slide 34 - Slide

Welzijn

Slide 35 - Slide

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen welzijn, welbevinden en betrokkenheid

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Betrokkenheid

Slide 38 - Slide

Betrokkenheid
Je voelt je verbonden met de organisatie, de groep of de lessen. je voelt je verantwoordelijk en wilt het goed doen.

Slide 39 - Slide

Observeren, interpreteren, waarnemen en rapporteren (cursus)

Slide 40 - Slide

Observatieplan

Slide 41 - Slide

Waarom stellen we een observatieplan op?
A
Om jullie bezig te houden
B
Omdat dit moet van de stageplaatsen
C
Omdat je anders niet kan observeren
D
Om je observatie op een kwalitatieve manier te organiseren en uit te voeren

Slide 42 - Quiz

Stap 1 informeren

Slide 43 - Slide

Geef de 5 W-vragen

Slide 44 - Mind map

Stap 2 observeren
Je voert de observatie uit aan de hand van de gekozen observatietechniek

Slide 45 - Slide

Verschillende soorten observatietechnieken

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Welke soorten observaties zijn er?
1. Open observatie 
2. Gesloten of gestructureerde observatie
3. Participerende observatie
4. Niet-participerende participatie

Een observatie kan plaatsvinden in een natuurlijke of kunstmatige omgeving

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Video

Is dit een natuurlijke of kunstmatige observatie
A
Natuurlijk
B
Kunstmatig

Slide 50 - Quiz

Slide 51 - Video

Stap 3 registreren 
Registreren of vastleggen van observatiegegevens

Wanneer: Tijdens of vlak na het observeren
Hoe: Pen en papier methode, filmen, noteren in een verslag, een schema aanvullen..

In de tweede graad leren we observeren, registreren en kort rapporteren, in de derde graad leer je wat je geobserveerd hebt te interpreteren en uitgebreider te rapporteren

Slide 52 - Slide

Stap 4 interpreteren

Slide 53 - Slide

Stap 5 rapporteren
De informatie overbrengen naar anderen. Je stelt de informatie voor en legt uit hoe je hieraan gekomen bent.

Interne rapportage en externe rapportage

Wat is het verschil? (rad)

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Interne rapportage: is het rapporteren binnen de klas of groep. Je deelt wat je geobserveerd hebt enkel mee aan de mensen die tot de groep behoren waarin je geobserveerd hebt. 

Externe rapportage: Is het rapporteren buiten je klas of groep, aan derden. Bijvoorbeeld ook aan de directie of alle leerkrachten.

Slide 56 - Slide

Rapporteren
  • Je kan mondeling en schriftelijk rapporteren, om het verschil te leren maken we van beide soorten een Mindmap.
  • Timing 25. min

Slide 57 - Slide

Stap 6 uitproberen
  • Je gaat een antwoord zoeken op je observatievraag (stap 1)
  • Je past je handelen aan aan wat je geobserveerd hebt. Je probeert iets nieuws uit en dan kan je opnieuw observeren.
  • Observeren = cyclus

Slide 58 - Slide

Basisbehoeften 

Slide 59 - Slide

Slide 60 - Slide

Gedrag of persoonlijkheid

Slide 61 - Slide

Gedrag 
Gedrag is wat je doet in een bepaalde situatie, de manier waarop je reageert en de manier waarop je in relatie treed met anderen. 

Gedrag is de manier waarop je je gedraagt. Zowel bewust, onbewust, zichtbaar en onzichtbaar

Slide 62 - Slide

Slide 63 - Slide

Persoonlijkheid

Slide 64 - Slide

Slide 65 - Slide

Is gedrag hetzelfde als persoonlijkheid?
A
Ja
B
Neen

Slide 66 - Quiz

Persoonlijkheid
Is wie je bent, je identiteit, je karakter met al je persoonlijke eigenschappen.

Slide 67 - Slide

Slide 68 - Video

Slide 69 - Video

Slide 70 - Slide

Slide 71 - Slide

Slide 72 - Slide

Wat bepaald ons gedrag?

Slide 73 - Slide

Oefening Peggy 

Slide 74 - Slide

Waarneembaar vs niet waarneembaar gedrag

Slide 75 - Slide

Slide 76 - Slide

Slide 77 - Slide

Slide 78 - Slide

Aangeboren of erfelijk gedrag

Slide 79 - Slide

Slide 80 - Slide

Slide 81 - Slide

Slide 82 - Slide

Beïnvloedende factoren op ons gedrag
Biologische factoren: factoren die biologisch of erfelijk bepaald zijn
 vb: Lies is gevoelig, dit heeft ze van haar mama

Psychologische factoren: je persoonlijkheid, eerdere ervaringen en temperament 
vb: Lore lacht altijd, ze is een leider en zegt altijd haar mening

Cognitieve factoren: Hebben te maken met je geheugen en intelligentie
vb: Lucas kan goed problemen oplossen, hij helpt vaak vrienden daarmee.

Sociale factoren: hebben te maken met je sociale omgeving en opvoeding
vb: Jos zegt altijd tegen iedereen goededag, dit heeft hij thuis geleerd van zijn ouders.

Slide 83 - Slide