Instructie 8 - 3HAVO

Natuurkunde - Week 8 - terugblik week 6
Ik heb inmiddels "inleveropdracht 6" nagekeken je kunt bekijken wat je goed en fout gedaan hebt. Dit doe je door opnieuw op de "inleveropdracht 6" te klikken.

Er waren een aantal vragen die veel van jullie niet helemaal goed maakten, hierom wil ik deze bespreken. Bekijk daarvoor de volgende dia's. Je ziet hier eerste de vraag, hierna de uitleg.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Natuurkunde - Week 8 - terugblik week 6
Ik heb inmiddels "inleveropdracht 6" nagekeken je kunt bekijken wat je goed en fout gedaan hebt. Dit doe je door opnieuw op de "inleveropdracht 6" te klikken.

Er waren een aantal vragen die veel van jullie niet helemaal goed maakten, hierom wil ik deze bespreken. Bekijk daarvoor de volgende dia's. Je ziet hier eerste de vraag, hierna de uitleg.

Slide 1 - Slide

Het Jood-131 zendt dus zowel gamma als beta-straling uit. Hieronder zie je 4 beweringen. Ze zijn niet allemaal juist. Sleep de nummers naar juist of onjuist.
1. De bètastraling is vooral verantwoordelijk voor de behandeling omdat deze een
groter ioniserend vermogen heeft. 
2. De bètastraling is vooral verantwoordelijk voor de behandeling omdat deze een groter doordringend vermogen heeft. 
3. De gammastraling is vooral verantwoordelijk voor de behandeling omdat deze
een groter ioniserend vermogen heeft. 
4. De gammastraling is vooral verantwoordelijk voor de behandeling omdat deze
een groter doordringend vermogen heeft. 
Juist
Onjuist
1
2
3
4

Slide 2 - Drag question

Uitleg sleepvraag
De vraag ging over een slok met Jood-131. Dit Jood gaat in je schildklier zitten.
Dit betekent dat de bron (het Jood) erg dicht bij de ontvanger zit (de schildklier). Dit betekent dat doordringend vermogen niet meer relevant is.
Dit betekent dat de bètastraling de meeste schade aanricht omdat die een groter ioniserend vermogen heeft dan gammastraling

Slide 3 - Slide

Geef bij de volgende beweringen aan of ze juist of onjuist zijn.
1 . Als je bestraald voedsel eet, word je bestraald.
2. Als je bestraald voedsel eet, word je besmet. 

3. Als je besmet voedsel eet, word je bestraald.  

4. Als je besmet voedsel eet, word je besmet.  

Juist
Onjuist
1
2
3
4

Slide 4 - Drag question

Uitleg besmet/bestraald vraag
Bestraald voedsel is ongevaarlijk. Het is niet radioactief, er komt geen straling vanaf omdat er geen radioactief materiaal in zit. Hierom wordt je zowel niet bestraald als besmet als je het eet

Besmet voedsel is wel gevaarlijk. Het is radioactief, er komt straling vanaf omdat er radioactief materiaal in zit.
Wanneer je dit eet zit er radioactief materiaal in je, hierom ben je besmet. Vervolgens wordt je ook bestraald door dit radioactief materiaal wat in je zit

Slide 5 - Slide

Bij de Universiteit Eindhoven worden radioactieve stoffen voor veel europese ziekenhuizen. Tussen de aanmaak van het jodium-123 in Eindhoven en het gebruik ervan in Athene verloopt enige tijd. Omdat de hoeveelheid jodium-123 afneemt, mag die tijd niet te groot zijn. De halveringstijd van jodium-123 bedraagt 13,3 uur.

Bereken de tijd die mag verstrijken zodat de hoeveelheid jodium-123 bij gebruik 8,0
maal zo klein is als bij aanmaak. Geef een berekening.

Slide 6 - Open question

Uitleg eindhovenvraag
Je weet het volgende:
1 halfwaardetijd = 2x zo klein
2 halfwaardetijd = 4x zo klein
3 halfwaardetijd = 8x zo klein

Er zijn dus 3 halfwaardetijden verstreken.
3 x 13,3 uur = 39,9 uur

Slide 7 - Slide

Stel dat er precies één etmaal (= 24 h) tussen het aanmaken en het gebruik van het jodium-123 (halfwaardetijd = 13,3 uur) uit Eindhoven zit.
Bereken dan hoeveel procent van het oorspronkelijke jodium-123 nog over is.
A
Iets meer dan 50%
B
Iets minder dan 50%
C
Iets meer dan 25%
D
Iets minder dan 25%

Slide 8 - Quiz

Uitleg jodium-123 vraag
Je weet het volgende:
Na 1 halfwaardetijd --> 50% nog over
Na 2 halfwaardetijd --> 25% nog over

De halfwaardetijd is 13,3 h. Er wordt gevraagd hoeveel er over is na 24 h. 2 halfwaardetijden is 26,6 h, 24h is dus iets minder dan 2 halfwaardetijden.

Dus na 2 halfwaardetijden is er 25% over, iets daarvoor is er dus nog iets meer dan 25% over.
Dus antwoord C.

Slide 9 - Slide

Natuurkunde - Week 8 - herhaling
Deze week is het herhaling. Hierom is er geen extra filmpje of uitleg.

Als je straks merkt bij het maken van de inleveropdracht dat je iets niet snapt kan je ook terug gaan naar de eerdere instructies.

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
  • Vond je nog onderdelen lastig? Ga terug naar instructie 1 t/m 5, zoek hier de onderdelen op die je nog eens wilt bekijken
  • Bekijk de "toetsinzage" van inleveropdracht 6, bekijk wat er goed en fout ging.
  • Ga aan de slag met het werken aan inleveropdracht 8, maak deze opdracht serieus, ik bekijk de resultaten

Slide 11 - Slide