Santiago: Gorra, camiseta, camisa, pantalón, cinturón, zapatillas de deporte.
Noelia: sandalias, cinturón, falda, camiseta.
Slide 4 - Slide
Aan het einde van deze les ...
Ken ik de namen van kledingstukken in het Spaans.
Heb ik de kleuren nog een keer herhaald.
Weet ik hoe je iets kunt kopen in een
kledingwinkel in het Spaans.
Kan ik de regelmatige werkwoorden en de werkwoorden llamarse, ser en tener vervoegen en gebruiken
LEERDOELEN
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
los calcetines
la gorra
la falda
el vestido
la camisa
las zapatillas
los vaqueros
el pantalón
la camiseta
la cazadora
el jersey
Slide 7 - Drag question
Match the words with the colors
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón
Slide 8 - Drag question
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Los colores
Weet je het nog?
Kleuren zijn bijvoeglijke naamwoorden.
Wat weet je van bijvoeglijke naamwoorden.
Ze kunnen vrouwelijk worden of in het meervoud staan.
¿Cómo se dice en español?
Módulo pág. 29
LEERDOEL: kleuren
Slide 11 - Slide
de blauwe spijkerbroek
de witte jurk
de bruine schoenen
de rode sneakers
de zwarte rok
los vaqueros azules
el vestido blanco
los zapatos marrones
las zapatillas rojas
la falda negra
Slide 12 - Slide
Bulería:
Slide 13 - Slide
La ropa y los colores
Neem een leerling in gedachten en beschrijf wat hij/zij aan heeft.
De klas raadt wie er wordt beschreven?
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Diálogo en la tienda
Vamos a leer el diálogo juntos
Rellena la lista de vocabulario
Repite el diálogo con tu compañero/a
Módulo pág. 29
LEERDOEL: in de winkel
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
2.4 Frases para traducir
1. Ik zoek een t-shirt.
2. Welke kleur?
3. En welke maat heb je?
4. Mijn vader draagt vaak een spijkerbroek en witte sneakers.
5. Ik heb een rode broek en een blauwe trui.
6. Vandaag draag ik een witte blouse, een zwarte rok en rode schoenen.
timer
1:00
Slide 19 - Slide
Juego de rol
Jullie gaan winkelen in “El Corte Inglés” , een groot warenhuis in Spanje, vergelijkbaar met de Bijenkorf in Nederland. Jullie werken in groepjes van 3. Om de beurt speelt iemand de verkoper/verkoopster. Koop de volgende spullen:
Spijkerbroek
Groen overhemd
Zwart jack
Bruine overjas
Gele sneakers
Blauwe sokken
Rood t-shirt
Grijze pet
Roze sjaal
Slide 20 - Slide
Los verbos regulares
Slide 21 - Slide
Uitgangen -AR
Slide 22 - Mind map
Uitgangen -ER
Slide 23 - Mind map
Uitgangen -IR
Slide 24 - Mind map
Verbos regulares
Slide 25 - Slide
A practicar
Kies: bailar, beber, comer,estudiar, escribir, hablar en vivir