Klas 2 - au resto

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoeveel verschillende kaassoorten bestaan er in Frankrijk?
A
365
B
Ongeveer 100
C
Tussen de 400 en 500
D
691

Slide 2 - Quiz

Hoeveel baguettes worden er jaarlijks in Frankrijk verkocht?
A
100 miljoen
B
3,5 miljard
C
123.456.789
D
10 miljard

Slide 3 - Quiz

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?


A
les pommes de terre
B
la pomme
C
la poire
D
l'orange

Slide 4 - Quiz

Welke Disney film is vernoemd naar een Frans gerecht?
A
Belle en het beest
B
Ratatouille
C
Assepoester
D
De Klokkenluider van de Notre Dame

Slide 5 - Quiz

Wat betekent: 'la gastronomie'?
A
de gastvrijheid
B
wijn bij het eten
C
de gastenlijst
D
de kookkunst

Slide 6 - Quiz

Welke Franse merken ken je?
Sleep het product naar het juiste merk.
Danone
La vache qui rit
Orangina
Bonduelle
Une boisson à l'orange
le fromage
les haricots verts
les yaourts

Slide 7 - Drag question

Als je iemand een lekkere maaltijd wenst, dan zeg je:
A
bon voyage
B
bonne chance
C
bon appétit
D
bonnes vacances

Slide 8 - Quiz

Leerdoel:
je kent een aantal ontkenningsvormen in het Frans
en je kunt ze in korte zinnetjes toepassen.

Slide 9 - Slide

Nog meer ontkenningen! 
Hierdoor kan je je nog beter uitdrukken in het Frans.

niet/geen = niet
niet meer = ne ..... plus 
        niets = ne ..... rien
             nooit = ne ..... jamais
            niemand = ne ..... personne
               ook niet = ne ..... pas non plus

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Wat is het juiste antwoord op de volgende vraag: 'Vous avez mangé les frites?'
A
Non, Je n'ai jamais mangé de frites.
B
Non, je n'ai rien mangé de frites.

Slide 12 - Quiz

Wat is het juiste antwoord op de volgende vraag: 'Vous voulez boire quelque chose?'
A
Non, je ne veux pas boire quelque chose
B
Non, je prends ne déssert pas.
C
Non, je ne veux rien

Slide 13 - Quiz

Wat is het juiste antwoord op de volgende vraag: 'Vous avez réservé une table?'
A
Non, je n'ai réservé pas de table.
B
Non, je n'ai pas réservé de table.
C
Non, j'ai ne réservé pas de table.

Slide 14 - Quiz

Wat is het juiste antwoord op de volgende vraag: 'Vous prenez quelque chose à manger?'
A
Non, je ne rien prends
B
Non, je ne prends rien.
C
Non, je prends ne rien

Slide 15 - Quiz

Au travail -> weektaak
Maken leçon 4 opdracht: 4 t/m 8 en opdracht 11 en 13.
Werk in je werkgroepje
Om 15:00 terug in de vergadering
Om 16:00 lever je het mediadossier in, je hebt geen tijd om hieraan te werken in de les. (Je hebt hier 4 weken de tijd voor gehad)

Slide 16 - Slide

Repondez à la question
A
Bonjour!
B
Au revoir!

Slide 17 - Quiz

Repondez à la question
A
Oui je voudrais un coca
B
Oui je voudrais le steak tartare

Slide 18 - Quiz

Welke vraag hoort bij het antwoord wat je hoort?
A
Vous voulez la carte?
B
Quel est le plat du jour?
C
Vous voulez boire quelque chose?

Slide 19 - Quiz

Qu'est-ce que vous désirez comme plat principal?

Slide 20 - Open question

C'était comment, votre repas?

Slide 21 - Open question

Quelle est la question?
A
Meneer, de rekening graag.
B
Mevrouw, waar zijn de toiletten?
C
Mevrouw, de rekening alstublieft.

Slide 22 - Quiz