HV1 ch4 les 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Chapitre 4

Dans ce chapitre on répète chapitre 1, 2 et 3

Donc: les articles, le verbe être et avoir, les nombres, se présenter, etc. 

Hoe stel je jezelf voor in het Frans?

Noem alle mogelijke vertalingen van 'de/het'

Noem alle mogelijke vertalingen van 'een'

Hoe vertaal je 'des tomates'

1. de tomaten
2. een tomaat
3. tomaten
4. het tomaat

Welk antwoord is fout?

1. je suis en vacances à Paris
2. Tu es un frère et une soeur?
3. Tu as un frère?
4. Nous avons une piscine dans le jardin.

Typ het Franse rijtje van 'avoir'

Wat moet er op de plaats van het lijntje komen?
Il ____ quatorze ans.

1. es
2. a
3. est
4. as

Wat is GEEN vorm van avoir?

1. il a
2. nous allons
3. ils ont
4. j'ai

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Typ het Franse rijtje van 'être'

ETRE: Claire en Marc zijn

1. C et M ont
2. C et M est
3. C et M êtes
4. C et M sont

Vul de juiste persoonsvorm van être in:
(Madame la directrice ...... au collège.)

1. a
2. est
3. etre
4. ès

Kies de juiste vorm van etre:
Nous ... grands!

1. est
2. sommes
3. sont

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.

1. Ce n'est pas ici.
2. Elle ne mange pas.
3. Anna ne pas regarde
4. Nous ne parlons pas français.

Welk werkwoord vervoeg je NIET als een regelmatig werkwoord op -er?

1. habiter
2. manger
3. être
4. regarder

Wat zijn Franse werkwoorden op -er?

1. lire - apprendre - faire
2. aimer - regarder - écouter
3. apprendre - adorer - donner
4. avoir - être - faire

Het regelmatig werkwoord: Wat moet je als eerst doen als je het werkwoord ziet

1. de laatste twee letters eraf halen
2. kijken naar het onderwerp en daarachter een letter doen

Werkwoorden op -er=
stam+ ...

1. a-as-a-ons-ez-ont
2. e-es-e-ez-ons-ent
3. e-es-e-ons-ez-ent
4. e-es-e-ons-ez-ont

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.

1. Ce n'est pas ici
2. Elle ne mange pas.
3. Chloé ne pas regarde
4. Nous ne trouvons pas

Maak ontkennend:

Simon habite à Paris.

1. Simon habite ne pas à Paris
2. Simon n' habites pas à Paris
3. Simon ne habite pas à Paris
4. Simon n' habite pas à Paris

Wat is het juiste bezittelijk vnw in deze zin?
C'est (zijn)_____ mère.

1. ma
2. sa
3. mon
4. son

Vul het juiste bezittelijk vnw in.
C'est (jouw)_____ amie.

1. ta
2. mon
3. ton
4. ma

À faire:

Vendredi 22-01:

Faire: ch4 ex 1, 2, 3

apprendre: avoir + lidwoorden

Jeudi 28-01

Faire: ch4 ex 4, 5, 6, 7, 8

apprendre: avoir + lidw+ ww -er

Tips:

- Kijk kritisch naar je eigen prestaties

- Wat ging er nog niet zo goed? Herhaal dat als eerste nog een aantal keer.

- Maak gebruik van alle hulpmiddelen (Slim Stampen, website, Quizlet, Boeken etc.

- Stel je vragen nu het nog kan

- Heb vertrouwen in jezelf!