KGT A hfdst 2 Wortschatz

Vertaal
de broers
A
Der Bruder
B
Das Broers
C
Die Brüder
D
die Broeder
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Duits

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Vertaal
de broers
A
Der Bruder
B
Das Broers
C
Die Brüder
D
die Broeder

Slide 1 - Quiz

Vertaal de Neef
A
die Cousine
B
Die Cousinen
C
der Neffe
D
Der Cousin

Slide 2 - Quiz

Vertaal
de oom
A
Die Onkel
B
Der Onkel
C
Der Uncle
D
das Oom

Slide 3 - Quiz

Vertaal
Het meisje
A
Die Mädchen
B
die Madchen
C
Das Mädchen
D
den Mädchen

Slide 4 - Quiz

Vertaal het woordje
doen

Slide 5 - Open question

Vertaal het woordje
aardig

Slide 6 - Open question

Vertaal het woordje
heel erg
A
zeer
B
errug
C
sehr
D
lieben

Slide 7 - Quiz

Vertaal de woordjes
houden van
A
hielden von
B
sehr
C
lieben
D
schön

Slide 8 - Quiz

Vertaal het woordje
heten
A
heissen
B
heiten
C
heißen
D
heeten

Slide 9 - Quiz

Vertaal het woordje
leider
A
jammer
B
helaas
C
zonder
D
ook

Slide 10 - Quiz

Vertaal het woordje
vielleicht
A
jammer
B
misschien
C
zonder
D
helaas

Slide 11 - Quiz

Vertaal het woordje
Lustig
A
zin hebben
B
Het plezier
C
vaak
D
grappig

Slide 12 - Quiz

Vertaal het woordje
wichtig
A
Het mobieltje
B
belangrijk
C
helaas
D
ook

Slide 13 - Quiz

Vertaal het woordje
Langweilig
A
saai
B
elke dag
C
bijvoorbeeld
D
lange weile

Slide 14 - Quiz

Vertaal het woordje
immer
A
nieuw
B
altijd
C
kamer
D
nooit

Slide 15 - Quiz

Vertaal het woordje schon
A
mooi
B
al
C
aardig
D
atijd

Slide 16 - Quiz

Vertaal het woordje erklären
A
de schoen
B
maar
C
altijd
D
verklaren

Slide 17 - Quiz

Vertaal het woordje
Der Spaß
A
Het plezier
B
geweldig
C
elke dag
D
saai

Slide 18 - Quiz

Vertaal het woordje ohne
A
niet
B
omweg
C
aardig
D
zonder

Slide 19 - Quiz

Vertaal het woordje vaak
A
nooit
B
oft
C
aber
D
bis

Slide 20 - Quiz