5.3 Booming India

5.3 Booming India
1 / 28
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

5.3 Booming India

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
1. Je kunt uitleggen hoe de economie van India verandert

2. Je weet welk  effect globalisering heeft gehad op India

3. Je kent de voor- en nadelen van het feit dat veel Indiërs emigreren

Slide 2 - Slide

Een veranderend land 
India is een land in transitie:
- van ontwikkelingsland  naar ontwikkeld land.
- duale economie = modern, ontwikkeld deel en  traditioneel, achtergebleven deel = opkomend land

Slide 3 - Slide

Een veranderend land 
• Na dekolonisatie in 1947:
- zelfvoorziening - nauwelijks handel met andere landen = erg arm land
• Vanaf 1990:- speciale economische zones (sez) - outsourcing (=uitbesteden) van werk door bedrijven uit het buitenland

Slide 4 - Slide

Een veranderend land 

India: tot 1990 land met veel landbouw, weinig diensten.

Nu: stereotypisch werk voor Indiërs is ICT, helpdesks, etc.

Hoe is dat zo snel veranderd?

Slide 5 - Slide

Een veranderend land 

1990: Indische regering zet sez's (speciaal economische zones) op. Hier hoeven buitenlandse bedrijven weinig belasting te betalen.
Gevolg: rijke landen vestigen hier fabrieken om gebruik te maken van lage lonen. Dit heet outsourcing.

Slide 6 - Slide

Een veranderend land 


Grote verschil stad/platteland is een kenmerk van een opkomend land.

Deel van het land wordt snel rijker, verschillen worden heel groot.

Slide 7 - Slide

Een veranderend land 

Grote verschil stad/platteland is een kenmerk van een opkomend land.

India is verschoven van de periferie van de wereld, naar de semi-periferie.

Slide 8 - Slide

Dimensies / invalshoeken van waaruit je een gebied of gebeurtenis kunt bekijken:

Economische dimensie: (het bezit van) grondstoffen, werk, geld.
Sociaal-culturele dimensie: hoe mensen met elkaar willen omgaan en hoe ze voor elkaar zorgen.
Politieke dimensie: gaat over het verdelen van de macht.
Fysische dimensie: vanuit de belangen van de natuur.




Slide 9 - Slide

Globalisering
Veel Indiërs werken in IT.

Ze zijn goed opgeleid en spreken goed Engels. Daardoor: snel aan het werk bij grote bedrijven als Google, Apple etc.

Slide 10 - Slide

Vooral de IT-sector groeide sterk in India:
Reden 1: lagelonenland met veel goedopgeleide mensen die Engels spreken.
Reden 2: ingenieursstudies zijn populair en hebben een hoge status.
Reden 3: door het tijdsverschil werken ze  overdag voor Europa en ‘s nachts voor de VS.
  Grootste IT-bedrijven oa in Bengaluru: het ‘Indiase Silicon Valley’

Slide 11 - Slide

Globalisering
Lonen in India zijn laag -> veel ingenieurs gaan naar het buitenland.

Voordeel: ze kunnen geld terug naar huis sturen.
Nadeel: de kennis verdwijnt uit India zelf (braindrain). Dat remt de ontwikkeling van het land.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is géén kenmerk van opkomende landen zoals India?
A
Snelle economische groei
B
Hoog bnp per inwoner
C
Veel buitenlandse investeringen
D
Grote sociale ongelijkheid

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Geldzendingen (remittances)
Migranten sturen geld naar familie in het land van herkomst. Deze geldzendingen (remittances in het Engels) zijn een belangrijke vorm van inkomen voor mensen in armere landen.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Samengevat
Indische economie groeit snel in de stad (voor sez's), langzaam op platteland -> groot verschil tussen beide (duale economie)

Door globalisering kunnen rijke landen makkelijk werk oursourcen aan een land als India, dat daardoor economisch groeit.

Hoogopgeleide Indiërs vertrekken naar landen met hogere lonen, India verliest deze kennis (braindrain) en ontwikkeling wordt afgeremd.

Slide 24 - Slide

Huiswerk deel 1 
Maak  van par. 5.3, opdrachten 1, 2 ,3a,b,c,4,

timer
7:00

Slide 25 - Slide

Huiswerk deel 2
Maak volgende opdrachten van  paragraaf 5.3.
5, 6a,b,c, 8, 9,  11
Lees goed bij elke vraag welke bronnen je moet gebruiken.

Maak samenvatting van par. 5.3 


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide