Thema 7, week 1 Dictee 3 werkwoorden

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Werkwoorden vervoegen

tegenwoordige tijd & verleden tijd 

&

voltooid deelwoord

&

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

&

tegenwoordig deelwoord

tegenwoordige tijd        
ik-vorm   klap
hij-vorm  klapt
wij-vorm klappen

tegenwoordig deelwoord

Al klappend liep de man over straat.

verleden tijd
ik/hij klapte

wij klappen

voltooid deelwoord
Ik heb geklapt

bijvoeglijk voltooid deelwoord

De geklapte handen

Wat is de verleden tijd?
vebranden - Hij ...

Snel .... de kinderen zich aan
(kleden, verleden tijd)

Verleden Tijd
Ik ........ het goede antwoord.
(raden)

Wat is de tegenwoordige tijd?
vebranden - Hij ...

hij bad

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
SLAPEN

1. de klank verandert
2. de klank blijft gelijk

Voltooid deelwoord:

halen

Wat is het voltooid deelwoord van reizen?

Wat is de verleden tijd tijd?
vebranden - Hij ...

Snel .... de kinderen zich aan
(kleden, verleden tijd)

Verleden Tijd
Ik ........ het goede antwoord.
(raden)

Wat is de tegenwoordige tijd?
vebranden - Hij ...

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijwoord
3. Werkwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Lesdoel

Ik kan het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden correct spellen.

Gebruik je een volooid deelwoord bijvoeglijk, dan komt er vaak een -e- achter het voltooid deelwoord.

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

WERKWOORD: VERBRANDEN

De ............ hand.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

WERKWOORD: WINNEN

De ............ wedstrijd.

LESDOEL

Ik kan het tegenwoordig deelwoord correct spellen.

Het tegenwoordig deelwoord geeft aan hoe iets gedaan wordt.

Je schrijft achter het hele werkwoord een -d.

Wat is het tegenwoordig deelwoord van

DENKEN

Wat is het tegenwoordig deelwoord van

LOPEN

Wat is het tegenwoordig deelwoord van

RIJDEN

lesdoel

Ik kan samengestelde werkwoorden herkennen en de samengestelde werkwoorden juist schrijven.

VUL DE GOED VORM VAN HET WERKWOORD IN:

werkwoord: doorbreken
De zanger ....... ........ in Amerika.

1. doorbreekt
2. breekt door

werkwoord: voorkomen
In Europa ....... nog wilde dieren ..... .

aan het werk

 Thema 7, week 1 Dictee 3

Lees goed en denk goed na.

Denk aan alle regels.