4V wk37 sept 2021 - intro + hsw tt en vt

14 Sept. Intro - Programm
- Wer bin ich, wer bist du?
- Na Klar! Das Buch
- Wörter Lektion 1 (S. 43)
- Anfang K1 --> Aufgabe 3+4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

14 Sept. Intro - Programm
- Wer bin ich, wer bist du?
- Na Klar! Das Buch
- Wörter Lektion 1 (S. 43)
- Anfang K1 --> Aufgabe 3+4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Und du bist?
Bereite kurz vor, schreibe eventuell etwas auf
1. Name
2. Alter
3. Geschwister (Bruder, Schwester, Einzelkind)
4. Hobbys
5. Was hast du in den Sommerferien gemacht?

Ganze Sätze möchten wir hören! :-)

Slide 3 - Slide

14 Sept. Intro
- Wer bin ich, wer bist du?
- Na Klar! Das Buch
- Wörter Lektion 1 (S. 43)
- Anfang K1 --> Aufgabe 3+4

Slide 4 - Slide

14 Sept. Intro
- Wer bin ich, wer bist du?
- Na Klar! Das Buch
- Wörter Lektion 1 (S. 43)
- Anfang K1 --> Aufgabe 3+4

Slide 5 - Slide

14 Sept. Intro
- Wer bin ich, wer bist du?
- Na Klar! Das Buch
- Wörter Lektion 1 (S. 43)
- Anfang K1 --> Aufgabe 3+4

Slide 6 - Slide

Hausaufgaben
L. Wörter 1
afm 3 en 4

Slide 7 - Slide

15 Sept. Programm
- Aufgabe 5: Strategie zum Hören (deel 3 niet)
- Aufgabe 7: Lesen
- Aufgabe 8 (Frage 1 und 2)
--> Frage 3 mündlich

Slide 8 - Slide

Hausaufgaben
l. Wörter 1
dl. Wörter 2, Gr A

Slide 9 - Slide

16. September: h/s/w
- Aufgabe 9
- Aufgabe 10
- Aantekening uitspraak in het Duits (hoe zit dat ook alweer?)
- Oefening met uitspraak

Slide 10 - Slide

Haben, sein und werden

Slide 11 - Slide

Wat moet zijn je succescriteria voor haben/sein/werden grammatica?
  1. Je kunt de juiste vorm vertalen van het Nederlands naar het Duits (bijv. ik had - ich hatte), klas 2 en 3
  2. Je kunt in een Duitse zin uitvinden of je haben, sein of werden moet gebruiken (bijv. ich _________ in die Stadt gehen, aber die Geschäfte sind geschlossen: antwoord 'würde' = zou), klas 3
HERHALING DUS

Slide 12 - Slide

Wat weet je nog?
Boek dicht en schrijf op je wisbordje
de vertalingen:
1. ik had
2. jij wordt
3. hij zou
4. wij waren
5. jullie worden

Slide 13 - Slide

Bij het invullen in een zin, waar let je op:
1. Kijk of er een vtdw of een heel ww in de zin staat:
Er _____ geworden  /  Er _____________ fahren
2. Bij een vtdw: vorm van 'haben/sein', bij een heel ww: vorm van 'werden'
3. Zou je in het NL 'zijn' gebruiken, dan in 90% van de Duitse zinnen ook vorm van 'sein'. Bij 'haben' hetzelfde.

Slide 14 - Slide

En dan 'zwakke ww' of schwache Verben?
1. Wat zijn het?
2. hoe herken je ze?

Slide 15 - Slide

Maak nu:
Übung 9 und 10 (10 minuten)

Slide 16 - Slide

Uitspraak
S. 15: de uitspraak van de s

Slide 17 - Slide

S, z, ß, sch: schrijf in je schrift
1. s/ß: [s] --> s aan einde van een woord, dubbele s, alle ß (midden en einde)
2. s: [z] --> s aan begin of midden van een woord
3. s: [sj] --> in combinatie met p, t of ch (sp, st, sch), begin/midden/einde van woord
4. z: [ts] --> Zirkus

Und jetzt? Markiere in 'Deine Freunde - erzähl mal' den [s], [z], [sj]. Klaar? Lees hardop om en om met je buurman de tekst. Let op deze klanken (en de anderen als je ze nog weet).

Slide 18 - Slide

Hausaufgaben
l. Wörter 1 + 2, Gr A
(afm 9 en 10)

Slide 19 - Slide