Stap 2 - de zin in zinsdelen verdelen
Je moet gaan kijken welke woorden een woordgroep vormen. Deze woorden horen bij elkaar. Deze woorden noemen we een zinsdeel.
* Alle woorden voor de PV vormen één zinsdeel.
* Alle werkwoorden zet je apart tussen zinsdeelstreepjes.
* Als er ‘te’ voor een werkwoord staat, zet je die tussen dezelfde zinsdeelstreepjes
als het werkwoord.
* Als het woordje ‘zich’ in de zin staat, zet je die ook tussen zinsdeelstreepjes. Als
‘zich’ voor het werkwoord staat, dan zet je die tussen dezelfde zinsdeelstreepjes
als het werkwoord.
* Een zinsdeel kun je voor de PV plaatsen en op die manier kun je met de overige
woorden uit de zin een correcte zin maken.