4M week 6 les één

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to do today?

- Who is here?
- Reading/studying
- Previous lesson
- Relative clauses
- End of lesson

Slide 2 - Slide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

What did we do the previous lesson?

Slide 4 - Slide


- Formal letter writing number two

Slide 5 - Slide

Homework

For today,
Finish the formal letter and bring it to class. Niet mee = niet af!
De opdracht staat weergegeven in de bijlage.







Slide 6 - Slide

Geef je brief door!

Slide 7 - Slide

Recap!

Slide 8 - Slide

Grammar 12
1. Wat zijn de comparatives and superlatives?
2. Hoe gebruik ik de comparatives and superlatives?
3. Wat precies is er anders bij onregelmatige comparatives and superlatives?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Go to page 103

Slide 11 - Slide

Relative clauses
Deze betrekkelijke bijzinnen worden gebruikt om extra informatie te geven. 

The girl who is dancing is nice
The boy who I met yesterday is young

Slide 12 - Slide

Relative clauses
De bijzinnen beginnen met who, which, that of whose. Wanneer gebruik je nou welke?

who: personen
which: dingen
that: personen, dieren, dingen
whose: geeft bezit aan

Slide 13 - Slide

Relative clauses
Wanneer de bijzin ook kan worden weggelaten zet je hem tussen komma's. In dit geval kun je geen 'that' gebruiken.

This bank, which is quite old, is hard to break into
Franklin, who is my nephew, is younger than I am

Slide 14 - Slide

Relative clauses
Wanneer de bijzin informatie geeft over wie of wat de zin gaat, laat je who which of that weg.

Here is the hat (that) I bought in New York

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Work!

Do exercises 24 and 25 on page 41 in your book

Done?
Do the test yourself
timer
1:00

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide