Nask 2 VMBO 1/2 KGT H5 Warmte

Wat zijn warmtebronnen?
(2 antwoorden)
A
douche
B
föhnen van je haren
C
een rivier
D
thermometer
1 / 25
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat zijn warmtebronnen?
(2 antwoorden)
A
douche
B
föhnen van je haren
C
een rivier
D
thermometer

Slide 1 - Quiz

Hoe werkt een CV- ketel?
A
aardgas verbrand in de CV ketel. De gassen die vrijkomen verwarmen het water. de pomp pompt het hete water naar de radiatoren
B
aardgas verbrand in de CV ketel. De gassen die vrijkomen verkoelen het water. de pomp pompt het gekoelde water naar de radiatoren

Slide 2 - Quiz

Wat is een warmtewisselaar?
A
Een systeem(CV ketell) waarbij warmte door gassen vrijkomt en daarmee water verwarmt
B
Een systeem waarbij warmte door gassen vrijkomt en ervoor zorgt dat dit de aarde verwarmt

Slide 3 - Quiz

Wat zijn verbrandingsgassen?
A
De gassen die ontstaan bij de verbranding van aardgas, bestaande voor bijna 68% uit waterdamp en koolstofdioxide
B
De gassen die ontstaan bij de verbranding van aardgas, bestaande voor bijna 100% uit waterdamp en koolstofdioxide

Slide 4 - Quiz

Hoe kun je verbrandingsgassen aantonen?
A
soda
B
kalkwater
C
azijn
D
zeep

Slide 5 - Quiz

Wat ontstaat er bij een volledige verbranding?
A
waterdamp en koolstofdioxide
B
koolstofmono-oxide

Slide 6 - Quiz

Wat is chemische energie?
A
De energie in een brandstof
B
De rode deeltjes(vonken)

Slide 7 - Quiz

Hoe kun je chemische energie omzetten naar warmte?
A
door de brandstof te verbranden
B
door de brandstof te laten afkoelen

Slide 8 - Quiz

Welke voorbeelden kunnen warmtebronnen omzetten naar elektrische energie?
(3 antwoorden)
A
broodrooster
B
flessenwarmer
C
een föhn
D
zeepsop

Slide 9 - Quiz

Welke kleur heeft een vlam bij een onvolledige verbranding?
A
blauw
B
geel

Slide 10 - Quiz

Wat ontstaat er bij een onvolledige verbranding?
A
koolstofmono-oxide
B
koolstofmono-oxide en roet
C
roet
D
koolstofdioxde

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de andere 2 namen voor koolstofmono-oxide?
A
kooltjes + koolmono
B
kolendamp + waterstofperoxide
C
koolmonodi + helium
D
kolendamp + koolmonoxide

Slide 12 - Quiz

Wat is een ontbrandingstemperatuur?
A
De temperatuur die ervoor zorgt dat je kunt meten hoe heet een stof is
B
De temperatuur waarbij een stof gaat branden

Slide 13 - Quiz

Welke 3 voorwaardes heb je nodig om een brand te ontstaan.......
brandstof moet aanwezig zijn
de temperatuur van de brandstof moet hoger zijn dan de ontbrandingstemperatuur
voldoende zuurstof(lucht)
er moet koolstofmonoxide aanwezig zijn
er moet een onvolledige verbranding plaatsvinden

Slide 14 - Drag question

Hoe kun je een brand blussen?
A
zuurstof weghalen
B
brandstof weghalen
C
stof afkoelen tot onder ontbrandingstemperatuur
D
brandstof,zuurstof en de stof onder de ontbrandingstemperatuur brengen

Slide 15 - Quiz

Welke stof draagt bij aan het versterkte broeikaseffect?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
helium
D
waterstof

Slide 16 - Quiz

Wat is een brandvertragende stof?
A
Een stof die bij verhitting verandert in een andere stof
B
Een stof die bij verhitting verdampt
C
Een stof die bij verhitting blijft plakken
D
Een stof die bij verhitting sneller gaat branden

Slide 17 - Quiz

Wat is een andere naam voor brandvertragende stof?
A
brander
B
brandversneller
C
schuimblusser
D
brandvertrager

Slide 18 - Quiz

Bij het gebruik van een brandvertrager ontstaan nieuwe stoffen die de brand doven. op welke manier kan dat allemaal? (3 antwoorden)
A
brandvertragers vormen bij verhitting een schuimlaagje
B
brandvertragers vormen een schil van onbrandbare stof om de brandstof heen
C
brandvertragers zorgen ervoor dat bij verhitting water vrijkomt
D
brandvertragers zorgen ervoor dat bij verhitting zuurstof vrijkomt

Slide 19 - Quiz

Noem verschillende vormen van warmtetransport bij een radiator...
( 3 antwoorden)
A
staal van de radiator geleidt de warmte van binnen naar buiten
B
warm water in de radiator geeft warmte af aan de binnenkant van de radiator
C
de radiator maakt geen gebruik van warmtetransport
D
de radiator staat de warmte af aan de lucht en de voorwerpen in de kamer.

Slide 20 - Quiz

Wat is een warmtegeleider?
A
iets waarbij de warmte zich gemakkelijk geleid
B
iets waarbij de warmte zich niet gemakkelijk geleid

Slide 21 - Quiz

Wanneer kan warmtegeleiding niet plaatsvinden?
A
zonder de stof
B
geen van deze antwoorden
C
zonder temperatuurverschil
D
zonder voorwerp

Slide 22 - Quiz

Waarom gebruikt men tussen 2 muren in isolatiemateriaal?
A
isolatiemateriaal geleidt de warmte niet goed, waardoor het warmteverlies beperkt wordt
B
isolatiemateriaal geleidt de warmte goed en zorgt ervoor dat de warmte naar buiten toe kan

Slide 23 - Quiz

Op welke manier kun je warmteverlies beperken bij een raam?
A
enkelglas
B
dubbelglas
C
geen van deze antwoorden
D
het raam openen

Slide 24 - Quiz


A

Slide 25 - Quiz