This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
4M herhalingsvragen stof TW2
Slide 1 - Slide
Nederland en de Wereld
Slide 2 - Slide
Iemand in Amerika kan jouw Tik Tok-filmpjes bekijken. Leg uit of dit een voorbeeld van globalisering is
Slide 3 - Open question
Veel producten zijn goedkoper omdat ze in het buitenland gemaakt worden. Wat is een nadeel hiervan?
A
De mensen die ze maken verdienen er bijna geen geld aan
B
Het duurt langer voordat de producten bij ons komen
C
Onze huizen staan helemaal vol met goedkope rommel
D
Westerse bedrijven verdienen zo minder geld
Slide 4 - Quiz
Welk probleem heeft niet met globalisering te maken?
A
Criminaliteit
B
Klimaatverandering
C
Migratie
D
Spijbelen
Slide 5 - Quiz
Noord-Korea is een dictatuur. Wat is een dictatuur?
Slide 6 - Open question
Waarom willen de machtshebbers in dictaturen graag het internetverkeer controleren?
Slide 7 - Open question
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. In China is alle macht in handen van de communistische partij. 2. Een dictatuur kan ook gebaseerd zijn op het geloof, bijvoorbeeld op de islam.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 8 - Quiz
Democratie
Dictatuur
Geen grondwet
Sociale media wordt geblokkeerd
De bestuurders zijn door verkiezingen aan de macht gekomen
Er is vrijheid van meningsuiting
Rechters beloven dat zij de regering zullen steunen
Slide 9 - Drag question
Wat is onjuist? In de EU kun je in elk EU-land:
A
met de euro betalen
B
wonen
C
werken
D
studeren
Slide 10 - Quiz
Vul het juiste antwoord in: Doordat Nederland lid is van de Europese Unie ......
A
heeft Nederland geen leger meer nodig
B
voert Nederland alleen wetten in die door de EU zijn goedgekeurd.
C
kun je overal in de EU een bedrijf starten
D
is eens in de 15 jaar een Nederlander de president
Slide 11 - Quiz
Welke organisatie bemiddelt bij een conflict tussen twee landen?
A
De Europese Unie
B
De Verenigde Naties
C
Internationaal Strafhof
D
Raad van Ministers
Slide 12 - Quiz
Welke landen zijn lid van de Verenigde Naties?
A
De 10 machtigste landen van de wereld
B
De landen die zelf geen regering hebben
C
Bijna alle landen van de wereld
D
Alleen de landen die een democratie hebben
Slide 13 - Quiz
Media
Slide 14 - Slide
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Een voorbeeld van een indoctrinatie is: “Dikke mensen zijn gezellig.” 2. Je beeldvorming is betrouwbaarder als je meerdere soorten media volgt.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn onjuist
D
1 en 2 zijn juist
Slide 15 - Quiz
Wat is selectieve waarneming?
A
Mensen kijken op één dag naar tv-programma’s op verschillende zenders
B
Mensen kiezen zelf welk tv-programma ze bekijken
C
De media maken elk jaar weer andere soorten tv-programma’s
D
In sommige tv-programma’s staat steeds één bepaalde mening centraal
Slide 16 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een ideaalbeeld in de reclame?
A
Een bekende Nederlander die vertelt dat Calvé mayonaise heerlijk is
B
Een automobilist die door de politie wordt aangehouden.
C
Een gelukkig stel dat op vakantie is op een zonnig tropisch eiland.
D
Een vrouw die met een somber gezicht de badkamer schoonmaakt.
Slide 17 - Quiz
Criminaliteit
Slide 18 - Slide
Wat is criminaliteit?
Slide 19 - Open question
Wildpassen is een...
A
Overtreding
B
Misdrijf
Slide 20 - Quiz
Diefstal is een...
A
Overtreding
B
Misdrijf
Slide 21 - Quiz
“Henk raakte van het rechte pad toen hij met mensen omging die niet deugen.” Bij welke theorie over het ontstaan van crimineel gedrag hoort deze uitspraak?
Slide 22 - Open question
Wat houdt de etikettentheorie in?
Slide 23 - Open question
Het was gewoon heel simpel, mijn kinderen hadden geen eten, zijn kinderen hadden veel te veel. Vandaar die inbraak
A
Anomietheorie
B
Neutraliseringstheorie
C
Rationele keuze theorie
D
Bindingstheorie
Slide 24 - Quiz
Wat mag de politie NIET doen?
A
Fouilleren
B
Arresteren
C
Je gelijk een straf geven
D
Je huis doorzoeken
Slide 25 - Quiz
Wat is een officier van justitie?
A
Een openbaar aanklager die verdachten vervolgt.
B
Een rechter die vonnissen uitspreekt.
C
Een politiefunctionaris die boetes uitdeelt.
D
Een advocaat die verdachten verdedigt.
Slide 26 - Quiz
Wat is GEEN optie voor de Officier van Justitie?
A
Seponeren
B
Schikken
C
Straffen
D
Vervolgen
Slide 27 - Quiz
Hier is altijd een officier van justitie bij betrokken
A
Overtreding
B
Feestje
C
Arrestatie
D
Misdrijf
Slide 28 - Quiz
Wat is bureau Halt?
Slide 29 - Open question
Hoe noem je een oproep om naar de rechtbank te komen?
A
Een proces-verbaal
B
Dagvaarding
C
Schikking
D
Seponeren
Slide 30 - Quiz
Welke taak heeft een rechter?
A
Schrijven van het proces-verbaal
B
Eisen van een straf
C
Bepalen of de verdachte schuldig is
D
Verdedigen van de verdachte
Slide 31 - Quiz
Wat is de aanklacht?
A
De oproep om voor de rechter te verschijnen.
B
Het politieverslag over het misdrijf en de verdachte.
C
Het overzicht waarvan de verdachte wordt beschuldigd.