Grammatica zinsdelen 25-1-2023

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Nederlands - h3d/H3c

Lesprogramma

1. (Lezen eigen boek)

2. Periodeplanner periode 3

3. Boekopdracht periode 3

4. Theorie grammatica

5. (LessonUp grammatica)

"Tegenwoordig schijnt niemand zonder zijn mobieltje te kunnen."
Benoem de persoonsvorm (PV).

Tegenwoordig schijnt niemand zonder zijn mobieltje te kunnen.
Verdeel de zin in zinsdelen (met schuine streep).

"Door het licht van de schermpjes zie je de film minder goed."
Benoem de persoonsvorm (PV).

Door het licht van de schermpjes zie je de film minder goed.
Verdeel de zin in zinsdelen (met schuine streep).

"In de aula zijn de brugklassers aan het oefenen voor hun optreden."
Benoem het WG.

"Geven jullie elke maand al je zakgeld uit aan snoep?"
Benoem het WG.

"Zondagavond heeft de brandweer in Winschoten een man bevrijd uit een hoge boom."
Benoem het OW.

"De man wilde een kat redden uit de 25 meter hoge kastanjeboom."
Benoem het OW.

Waar of niet waar?
"In iedere zin staat een persoonsvorm."

1. waar
2. niet waar

In iedere zin staat een onderwerp.

1. waar
2. niet waar

Noem zoveel mogelijk koppelwerkwoorden (er zijn er 9).

Waarom noemen we deze werkwoorden eigenlijk een 'koppel'werkwoord?

"De toets van muziek bleek behoorlijk lastig te zijn."
Benoem het NG.

In welke zin is (een vorm van) "zijn" een koppelwerkwoord?

1. Na de toetsweek zijn alle leerlingen erg moe.
2. We zijn gisteren naar de bioscoop geweest.
3. Ik was gisteren jarig.
4. Hij is gevallen met zijn fiets.

"Ik was gisteren jarig."
Benoem het NG.

"Na de toetsweek zijn alle leerlingen erg moe."
Benoem het NG.

"Vanavond zal de directeur de geslaagden hun diploma’s uitreiken."
Schrijf de vraag op die je moet stellen om in deze zin het lijdend voorwerp te vinden.

"Vanavond zal de directeur de geslaagden hun diploma’s uitreiken."
Benoem het LV.

"Vanavond zal de directeur de geslaagden hun diploma’s uitreiken."
Schrijf de vraag op die je moet stellen om in deze zin het meewerkend voorwerp te vinden.

In iedere zin staat een lijdend voorwerp en/of een meewerkend voorwerp.

1. waar
2. niet waar

De schade aan woonhuizen is na de najaarsstorm zeer ernstig.

OW

PV

WG

NG

LV

BWB

De schade aan woonhuizen

is zeer ernstig

na de najaarsstorm.

"De keeper van Ajax werd vanmiddag met een blessure afgevoerd naar het ziekenhuis."
Benoem alle BWB'en (in volgorde).