Grammatica herhaling en wg/ng

Welkom
Herhaling zinsdelen en werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Herhaling zinsdelen en werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
  • Wat is een bijwoordelijke bepaling (bwb) en wat is een bijvoeglijke bepaling (bvb)?
  • Wat is het belangrijkste verschil?
  • Wat is een bijstelling? 

Slide 2 - Slide


Benoem het onderstreepte zinsdeel:

Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie.

A
bijvoeglijke bepaling
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quiz

Marc Rutte, de premier van Nederland, gaat altijd op zijn fiets naar het werk.

Hoe noem je het deel 'de premier van Nederland'?
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een bijvoeglijke bepaling
C
een bijstelling

Slide 4 - Quiz

Toen de training was afgelopen, gingen we wat drinken op het volle terras naast de club.

naast de club =
A
een bijstelling
B
een bijwoordelijke bepaling
C
een bijvoeglijke bepaling

Slide 5 - Quiz

Het monument van de man met de twee hoeden staat in een park in Apeldoorn.

van de man met de twee hoeden =
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijstelling
C
bijvoeglijke bepaling

Slide 6 - Quiz

He monument van de man met de twee hoeden staat in een park in Apeldoorn.

in Apeldoorn =
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijstelling
C
bijvoeglijke bepaling

Slide 7 - Quiz

Wat weet je nog?
Welke 2 soorten gezegden zijn er?


Wat is het verschil tussen het wwg en nwg?

Noem eens een voorbeeld bij beide gezegden?


Slide 8 - Slide

De leerlingen van de tweede klas / wilden / extra oefenmateriaal / op It’s / geplaatst / hebben.
Bevat deze zin een werkwoordelijk (wwg) of een naamwoordelijk gezegde (nwg)?
A
wwg
B
nwg

Slide 9 - Quiz

Mobiele telefoons worden steeds kleiner.
A
worden = wwg
B
worden kleiner = nwg

Slide 10 - Quiz

Engelse archeologen lijken erg blij te zijn met de vondst van de prachtige voorwerpen.
Benoem het gezegde van deze zin.

Slide 11 - Open question

Het gezegde in een zin
Elke zin heeft een gezegde

Is er sprake van een handeling (een doe-zin, iemand/iets doet iets) dan heb je een werkwoordelijk gezegde. Een werkwoordelijk gezegde bestaat alleen uit werkwoorden.

Is er sprake van een toestand (een zijn-zin, iemand of iets is iets) dan heb je een naamwoordelijk gezegde. Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit werkwoorden én een ander woord/andere woorden (bijvoeglijke of zelfstandige naamwoorden). 

Slide 12 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde
De leerlingen zijn erg stil tijdens de les. 

De docent is tijdens een onlineles erg streng. 

Mijn vader is vorige week trainer van ons team geworden

Slide 13 - Slide

De leerlingen van de tweede klas / wilden / extra oefenmateriaal / op It’s / geplaatst / hebben.
Bevat deze zin een werkwoordelijk (wwg) of een naamwoordelijk gezegde (nwg)?
A
wwg
B
nwg

Slide 14 - Quiz

Veel mensen zijn na het zien van het programma Boos boos.
Benoem het gezegde in deze in.

Slide 15 - Open question

Zelfstandig werken
  • Maken: grammatica, blok 4: opdracht 5
  • Klaar? Ga verder met de opdrachten op It's (zelfstandig maken).
  • Vind je ng/wg lastig, oefen dan op Cambiumned, zie de linkjes op It's.
  • Vind je alles nog lastig? Kijk op Cambiumned voor extra oefeningen of stel vragen! 

Slide 16 - Slide