toets spelling & grammatica H3 en H4

Toets Nederlands
spelling en grammatica 
H 3 en 4 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Toets Nederlands
spelling en grammatica 
H 3 en 4 

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 3 versie A
Taalverzorging: 
Grammatica [lidwoord en zelfstandig naamwoord]

Slide 2 - Slide

1) Welke uitspraak is waar?
A
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
B
Een zelfstandig naamwoord kun je altijd in het meervoud zetten.

Slide 3 - Quiz

2) Zet de woorden in de goede vakje.
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Anders
bromvliegen 
de 
dik 
Engeltje
een 
Frankrijk
geen
gekookt
het 

Slide 4 - Drag question

Benoem de onderstreepte woorden.
Kies uit:
lw (lidwoord)
zn (zelfstandig naamwoord) of 
ww (werkwoord).


Slide 5 - Slide

3) Flessen bier verkopen aan jongeren die nog geen zestien zijn, is al langer verboden
Lidw 
zelfsnw
ww
flessen
jongeren 
zijn
verboden

Slide 6 - Drag question

4) De verkoper in een winkel, een kroeg of een discotheek weet dat. 
Lidw 
zelfsnw
ww
de
winkel
een
discotheek

Slide 7 - Drag question

5) Nu heeft de ministerraad vorige maand het volgende plan bedacht
Lidw 
zelfsnw
ww
heeft
het
plan
bedacht

Slide 8 - Drag question

6) Jongeren onder de zestien jaar moeten beboet worden als ze in het openbaar alcohol drinken
Lidw 
zelfsnw
ww
jaar
beboet
drinken

Slide 9 - Drag question

7) Carnesto vindt het wetsvoorstel een slecht idee, want hij drinkt zo af en toe ook wel eens een flesje Heineken
Lidw 
zelfsnw
ww
Carnesto
idee
drinkt
Heineken

Slide 10 - Drag question

8) Volgens Issam kan de leeftijd beter naar achttien jaar worden verhoogd.
Lidw 
zelfsnw
ww
leeftijd
verhoogd

Slide 11 - Drag question


Taalverzorging:
Spelling [voltooid deelwoord]

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Drag question


9) Leg uit waarom de volgende woorden een zelfstandig naamwoord zijn:
afval, diefstal, hout, nieuws en rommel.

Slide 15 - Open question

Is het woord ‘een’ in de zin een lidwoord of geen lidwoord? Leg je antwoord uit

10 Een collega vroeg aan mijn moeder of ze 'een' [lidwoord/ geen lidwoord]
of meer kinderen had.


Slide 16 - Open question