Suprise AF blok 1.1

surprise AF
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

surprise AF

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


Wat is fysiologie?

A
bouw van het lichaam van de mens
B
werking van het lichaam van de mens
C
stofwisseling
D
ziekteleer

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Welk nummer wijst naar de plaats van de luchtpijp (trachea)?
A. bij 1
 B. bij 2
 C. bij 3
 D. bij 5

Slide 3 - Slide

antwoord D
dorsaal
ventraal
flexie
extensie
craniaal
caudaal

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

superior
inferior
centraal
perifeer
mediaal
lateraal
een lichaamsdeel ligt boven 
andere lichaamsdelen
richting de zijkant
richting de middellijn
een lichaamsdeel ligt onder 
andere lichaamsdelen
liggend in/richting het midden
richting de buitenkant

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Wat wordt aangewezen door de pijl?
A. De urineleider (ureter)


B. De zaadbuis

C. De zaadleider 

D. De urinebuis (urethra)



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoe ontstaan de harttonen?
A
door het dichtslaan van de kleppen
B
door het aanspannen van de hartspiercellen
C
door wat er gebeurt in de sinusknoop en de boezemkamerknoop
D
door het heen en weer bewegen van het hart in de borstkast

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De ventrikels worden aangegeven door de cijfers....... 
A. 3 en 4

B. 1 en 2
C. 2 en 4
D. 1 en 3



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Waar komt het bloed vandaan dat in de ruimte nummer 4 van het hart terechtkomt?
A. Uit de longen

B.  Uit het lichaam
C. Uit zowel de longen als het         lichaam
 D. Geen van bovenstaande is          juist



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is een taak van de nieren?
A
besturen van het urinewegstelsel
B
verwarmen van het bloed
C
uitscheiden van afvalstoffen
D
doorgeven van elektrische prikkels

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn voorbeelden van nuttige bacteriën?
A
Bacteriën op de huid geven ziekmakende binnendringers geen kans
B
Bacteriën maken vitamine K in de dikke darm
C
allebei A, en ook B
D
Er bestaan geen nuttige bacteriën, dus A en B kloppen allebei niet.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is immuniteit?
A
je kunt niet meer besmet raken
B
je kunt niet tegen een antibioticum
C
je hebt beschermende antistoffen tegen een micro-organisme
D
een antibioticum werkt niet meer tegen een micro-organisme.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de beste uitspraak over een orgaan?
A
Het kan nooit uit verschillende weefsels bestaan
B
Het is één weefsel dat meerdere functies heeft.
C
Het is een groep cellen die nauw samenwerken.
D
Het is een structuur met een specifieke functie

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke organen hebben als functie de opname van stoffen?
A
huid en maag
B
lever en alvleesklier
C
longen en maag
D
dunne darm en longen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Waar komt slijmvlies voor?
A
aan de binnenkant van alle holle organen
B
aan de buitenkant van alle organen
C
alleen in de neus ( en neusholte) en de mond
D
overal waar een infectie met slijmvorming in het lichaam is

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

waarom zijn virussen niet te bestrijden met antibiotica?
A
omdat een virus een levend wezen is
B
omdat de virussen zich verstoppen in de cellen
C
omdat de infectiecyclus niet van toepassing is voor virussen
D
omdat virussen allemaal resistent geworden zijn

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

welke uitspraak over de algemene ( of aspecifieke) afweer is juist?
A
Dit is de verdediging tegen ziekteverwekkers door middel van algemene antistoffen
B
Dit is de verdediging van het lichaam tegen alle typen ziekteverwekkers
C
Dit is de afweer tegen algemene (aspecifieke) ziektes
D
Dit is de algemene afweer die moet helpen om niet ziek te worden, bv gezond leven en gezond eten. 

Slide 17 - Quiz

antwoord B 
Op welke manier kan men immuun worden door een bepaalde ziekteverwekker?
A
door gebruik van antibiotica
B
door ermee besmet te raken
C
door gezond te leven en gezond te eten
D
door bezit van sterke genen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Lagen van de huid
Opperhuid
lederhuid
Onderhuids bindweefsel
dermis
subcutis
epidermis

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de functie van ademhaling??
A
reinigen van de lucht die je inademt
B
slechte lucht inademen
C
afvalstoffen van de lucht scheiden
D
opnemen van O2 en afscheiden CO2

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Als het hart
stopt met kloppen
heeft ademhalen dan nog wel nut?
A
Ja zuurstof komt nog steeds in je longen dus je krijgt nog lucht
B
Zuurstof wordt niet meer door je lichaam gepompt, zuurstof komt daardoor ook niet meer bij alle vitale delen.
C
Ja als de het hart niet meer klopt kun je nog wel gewoon adem halen
D
Met ademhalen komt het zuurstof op alle plekken in je lichaam. Het kloppen van je hart heeft hierbij geen functie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Benoem de 7 fysiologische functies van de huid

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Neusholte
Keelholte
Diafragma
Bronchiën
Rechter long
Linker long
Strottenhoofd
Bronchiolen
Alveoli
Trachea

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

kun je de drie soorten kraakbeen beschrijven en waar je deze kunt vinden in het lichaam

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Welke klachten horen bij prostaat hypertrofie?
A
erectieproblemen, vroegtijdig klaarkomen
B
bloedplassen, heel weinig plassen
C
nadruppelen, gevoel van volle blaas
D
verhoogd PSA, bloed in het sperma

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Tot de functies van de dunne darm behoren:

A
de productie van vitamine K
B
de opname van het voedingsstoffen in het lichaam
C
het verwijderen van onverteerbare voedselresten
D
het indikken van voedsel

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Blaas/visica urinaria
Urineleider/Ureter
Nieren/renes
Nierslagader/arteria renalis
Nierader/ vena renalis

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Anatomie
Maag
Duodenum 
Galblaas
Lever
Ileum 
Alvleesklier
12-vingerige  darm 
Appendix
Dikke darm

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Slokdarm
Maag
Dunne darm
Dikkedarm
Endeldarm
Lever
Alvleesklier

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

lever
dunne darm
hart
maag
long
luchtpijp
dikke darm

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

Mondholte
Maag
Alvleesklier
Twaalfvingerige darm
Dunne darm

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

twaalfvingerige darm
nuchtere darm
kronkeldarm
duodenum
jejunum
ileum

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Welke klep zit op de overgang van de dunne darm naar de dikke darm (ileocoecale overgang) en voorkomt terugstroom van de darminhoud
A
Mitralisklep
B
Klep van Bauhin
C
Valvula Bauhini
D
Sfincter

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de functies van de organen uit het spijsverteringsstelsel?
Mond
Slokdarm
Maag
Dunne darm
Dikke darm
Endeldarm
Opname van voedingsstoffen
Afvoeren van voedingsresten
Vervoeren 
Opname van water en zouten
Verteren
Kauwen

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

anatomie van de huid

Slide 35 - Slide

Huid (Latijn: cutis) of vel vormt de buitenste bekleding van het lichaam van mens en dier. Bij de mens wordt de huid beschreven als het grootste orgaan 1,65 m2, omdat de gehele huid meer weegt dan elk van de andere interne organen. Bovendien bevat de huid, net als interne organen, verschillend gespecialiseerde cellen die samen een functie vervullen. Het is bovendien het enige orgaan dat zonder verdere ingrepen of hulpmiddelen van buitenaf bekeken kan worden. Waarnemen van de huid levert soms belangrijke informatie op over het al of niet goed functioneren van het lichaam als geheel.
1.Hoornlaag, 2.Zweetklier, 3.Talgklier, 4.Haarvaatje, 5.Lymfevaatje, 6.Zenuwuiteinden, 7.Tast- pijn- en temperatuurzin, 8.Onderhuids bindweefsel, 9.Lederhuid, 10.Epidermis.
De huid bestaat uit twee huidlagen: de opperhuid of epidermis en de lederhuid of dermis. De opperhuid bestaat uit dekweefsel en vormt zweetklieren, geurklieren, talgklieren, haren en nagels. De opperhuid heeft geen bloedvaten, zenuwen of lymfeklieren. Wel bevindt zich hier een aantal zintuigen.
In de huid zijn fijne groeven en lijnen te zien. Dit huidreliëf is op de handpalmen en voetzolen heel duidelijk te zien. Het huidreliëf zorgt ervoor dat de huid in staat is mee te geven bij bewegingen van het lichaam. Het huidreliëf is per persoon uniek. Wordt daarom ook gebruikt bij het nemen van vingerafdrukken.
Functies van de huid
Barrière voor micro-organisme en vuil.
Temperatuur regeling.
Bescherming tegen mechanische schade,.

Weefsel groepen van cellen met dezelfde bouw en functie

Slide 36 - Slide

Na de celdeling kunnen cellen zich gaan specialiseren. Dit wordt differentiatie genoemd.
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Er zijn 5 typen: dekweefsel, steunweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel en transportweefsel.
De cellen zijn in staat om uitwisseling te laten plaatsvinden met de buitenwereld of met de binnenwereld
Dit betekend bijv voor de longen opname van zuurstof en uitwisseling van de afvalstof koolzuurgas
Het maagdarmkanaal: opname van voedingsstoffen en uitscheiding van afvalstoffen. Bijv nieren en de endeldarm.
Verder zijn en cellen die stoffen afgeven aan de buitenwereld. Bijv het dekweefsel kan zelf stoffen produceren, slijm
Zweet hormonen.
Het zelf produceren en afgeven = secretie.
Dekweefsel dat veel slijm aanmaakt wordt slijmvlies genoemd. Dekweefsel dat stoffen afgeeft aan de omgeving is klierweefsel.
Verder kunnen cellen ook prikkels waarnemen bijv tast en pijnprikkels.

Slide 37 - Slide

 Langerhanscellen van de huid kunnen afweerreacties opwekken tegen de meeste schadelijke indringers, waarmee de huid de eerste verdedigingslinie vormt voor wat betreft de afweer. De huid biedt dus een mechanische én een chemische barrière die het binnendringen en de groei van micro-organismen tegengaat. 
De huid bevat tevens talgklieren die talg produceren, een olieachtige stof, die de huid soepel maakt. Talg vormt eveneens een beschermende waterdichte laag, die de groei van de meeste micro-organismen vertraagt. Verder worden haren omgeven door een talglaagje, zodat ze minder makkelijk breken en splijten. 
En de hoornlaag is een efficiënte bescherming tegen micro-organisme en natuurlijk de licaamseigen micro-organisme