Les 1

3T1
Woche 20 - Lektion 1
Montag, den 11. Mai 2020 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare school

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

3T1
Woche 20 - Lektion 1
Montag, den 11. Mai 2020 

Slide 1 - Slide

Das Programm (=het programma)
1. der Rückblick (=de terugblik)*
2. die Lernziele (=de lesdoelen)*
3. Grammatik: die Erläuterung (=de toelichting)*
4. Grammatik: Aufgabe 3/4/5 (Seite 100 – 103)
5. Sehen: Aufgabe 1 (Seite 96 - 97)*
6. Lesen: Aufgabe 2  (Seite 98 – 100)
7. der Abschluss (=de afsluiting)*

* = machen wir zusammen!

Slide 2 - Slide

der Rückblick (=de terugblik)
- Vor den Maiferien habt ihr:

1. Die Hausaufgaben der 17. Woche erledigt (=gemaakt)
2. Die Hausaufgaben der 16. Woche abgegeben (=ingeleverd)
3. Euer Schreibauftrag (Woche 15) abgegeben (=ingeleverd)

- Es gibt einen neuen Wochenplanner (=Daltontaak). Du findest den im Magister! Achte auf (Let op) den Terminen. Ihr gebt eure Hausaufgaben jeden Montag ab, dann bekommt ihr die Korrektur (=nakijkbladen).

- Habt ihr noch  Fragen dazu?

Slide 3 - Slide

die Lernziele (=de lesdoelen)
1. Je kunt de lees- en luisterteksten over ziek zijn begrijpen 
2. Je kunt lees- en luisterteksten over ongelukken begrijpen 
3. Je kunt werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd vervoegen  

Slide 4 - Slide

Grammatik: die Erläuterung
- Je gaat leren hoe je een zwak werkwoord in de verleden tijd  kan vervoegen.
- Vervoegen = omvormen van een werkwoord om wijze, tijd en persoon uit te drukken.

Je volgt in het Duits daarvoor een klein stappenplan:

1. Maak de stam het werkwoord. Dat doe je door er -(e)n vanaf te halen :  --> Kaufen = kauf-  
2. Bepaal in welke vorm het werkwoord moet komen te staan: du-vorm/Sie-vorm/wir-vorm
3. Zet de juiste uitgang achter de stam afhankelijk van het persoonlijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

die Grammatik: Erläuterung
- de uitgangen zijn als volgt:

1. Ich = stam + te                                          4. wir = stam + ten
2.du = stam + test                                       5. ihr = stam + tet
3. er/sie/es = stam + te                             6. sie/Sie = stam + ten

- Voorbeeld   : (kaufen)   Du kauftest immer die gleiche T-Shirts

- Let op de werkwoorden die in de stam eindigen op een -d of een -t .(reden) Die krijgen weer andere uitgangen:

- ich = stam + ete                                      - wir = stam + eten
- du = stam + etest                                  - ihr = stam + etet
- er/sie/es = stam + ete                        - sie/Sie = stam + eten

Slide 6 - Slide

Grammatik: Aufgabe 3/4/5  (Seite 100 – 103)
-  Wat?: je maakt de grammatica opdrachten over de nieuwe theorie
- Hoe?:  zelfstandig en  in je werkboek
- Hulp?: de slides hierboven, de aantekening in je werkboek , de docent of je klasgenoot
- Tijd?:  10  - 15 minuten
- Uitkomst?: de antwoorden kijk je zelf na, nadat je de opdracht bij de docent hebt ingeleverd 
- Klaar?: ga dan verder met een ander vak

Slide 7 - Slide

Sehen: Aufgabe 1 (Seite 96 - 97)
-  Wat?: je gaat een filmpje kijken over 'Knabberfische' die zouden helpen tegen 'Neurdermites'. 
- Hoe?: we kijken gezamenlijk het filmpje, maar je maakt zelfstandig de vragen
- Hulp?: de docent of je klasgenoot
- Tijd?:  15 minuten
- Uitkomst?: de antwoorden kijk je zelfstandig na
- Klaar?: wacht dan even totdat iedereen klaar is en ga dan verder naar de volgende dia

Slide 8 - Slide

Lesen: Aufgabe 2  (Seite 98 – 100)
-  Wat?: je maakt de vragen bij de leestekst '12-Jähriger fast ertrunken'  
- Hoe?:  door de tekst te lezen (zelfstandig) en extra aandacht te schenken aan tussenkopjes, bronnen,  etc.
- Hulp?: de docent, een (online) woordenboek of je klasgenoot
- Tijd?:  15 minuten
- Uitkomst?: de antwoorden kijk je zelf na, nadat je de opdracht bij de docent hebt ingeleverd 
- Klaar?: ga dan verder met de grammatica-opdrachten op de volgende slide

Slide 9 - Slide

der Abschluss (=de afsluiting)
- die Lernziele --> -->




- Die Hausaufgaben sind

1. Ihr gebt eure Hausaufgaben der 17. ab
2. Ihr erledigt die Hausaufgaben der 19. Woche
1. Je kunt de lees- en luisterteksten over ziek zijn begrijpen  

2. Je kunt lees- en luisterteksten over ongelukken begrijpen  

3. Je kunt werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd vervoegen   

Slide 10 - Slide