WW spelling PV-TT - VT 2K1

Leerdoelen: 
-Ik kan uitleggen wat de volgende begrippen inhouden:
heel werkwoord, stam, ik-vorm
        
- Ik weet welke stappen ik moet nemen om de persoonsvorm tt goed te schrijven.

- Ik kan de uitzonderingsregel bij jij/je toepassen.

-Ik ken het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord.

-Ik weet hoe ik een PV in de vtcorrect moet spellen.                        
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leerdoelen: 
-Ik kan uitleggen wat de volgende begrippen inhouden:
heel werkwoord, stam, ik-vorm
        
- Ik weet welke stappen ik moet nemen om de persoonsvorm tt goed te schrijven.

- Ik kan de uitzonderingsregel bij jij/je toepassen.

-Ik ken het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord.

-Ik weet hoe ik een PV in de vtcorrect moet spellen.                        

Slide 1 - Slide

De begrippen
Heel werkwoord: basis van een werkwoord, eindigt vaak op -en.
fietsen, lopen, vinden, zoeken, raken, overgeven, niezen

Stam= hele werkwoord - en
fiets, lop, vind, zoek, rak, overgev, niez

Ik-vorm: het ww zoals je dat bij ik schrijft, als je iets beveelt, en soms bij jij/je.
fiets, loop, vind, zoek, raak, geef over, nies

Slide 2 - Slide

Wat is de stam van:
rennen?

Slide 3 - Open question

Wat is de stam van:
reizen?

Slide 4 - Open question

Wat is de ik-vorm van:
rennen?

Slide 5 - Open question

Wat is de ik-vorm van:
reizen?

Slide 6 - Open question

pv tt
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dat zijn werkwoorden in het 'nu'

Slide 7 - Slide

Hoe schrijf je de pv tt?

Slide 8 - Slide

Pas de regel goed toe:
Ik ... een spelletje (spelen).

Slide 9 - Open question

Pas de regel goed toe:
Hij ... daar niet blij van (worden).

Slide 10 - Open question

Pas de regel goed toe:

Wij ... dat we hebben gespiekt (toegeven).

Slide 11 - Open question

Pas de regel goed toe:
Jij ... wel erg snel (lopen).

Slide 12 - Open question

Uitzondering!!!
JE/JIJ
Regel: 
pv + jij/je = ik-vorm             Loop jij/je?   Vind jij/ je?
jij/je  + pv= ik-vorm + t      Jij/Je loopt. Jij/ Je vindt.
je/ jouw + zelfstandig nw (je hond) = ik-vorm + t   Rent je/ jouw hond hard? 
                                                                                                      Je hond rent.

Lastig? 


Slide 13 - Slide

je/jij

Slide 14 - Slide

Dus...
(melden)  ... je dat bij je mentor?

(worden) Jij ... voor de gek gehouden.

(voeden)  ...  je kat haar kitten?

(bieden) De handelaar ... veel geld voor mijn auto.

Slide 15 - Slide

3) Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.

Tegenwoordige tijd: Ik schrijf een brief.

Verleden tijd: Ik schreef een brief.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen.

Slide 16 - Slide

Verandert de klank van de pv in de verleden tijd?
A
JA
B
NEE

Slide 17 - Quiz

En bij deze zin?

Tegenwoordige tijd: Wij timmeren een hokje.

Verleden tijd: Wij timmerden een hokje.

Luister eens goed naar het verschil tussen beide zinnen. 

Slide 18 - Slide

Verandert de klank van de pv in de verleden tijd?
A
NEE
B
JA

Slide 19 - Quiz

Als de klank niet verandert,

heb je te maken met een zwak werkwoord waar je in de verleden tijd 
te(n) of de(n) achterzet. 

Als je goed luistert, kun je het horen!

Slide 20 - Slide

Voorbeeld met - te (n)
Ik kook. = pv in de tt 

Ik kookte. = pv in de vt  + TE

Wij koken. = pv in de tt + EN

Wij kookten. = pv in de vt + TEN

Slide 21 - Slide

Voorbeeld met - de (n)
Ik brand mijn vinger. = pv in de tt 

Ik brandde mijn vinger. = pv in de vt   +  DE

Wij branden onze vingers. = pv in de tt + EN

Wij brandden onze vingers. = pv in de vt + DEN

Slide 22 - Slide

Ik (schrijven) de mail.
A
schrijfde
B
schreef

Slide 23 - Quiz

Bas (koken) het eitje.
A
kookte
B
kookde

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
Maak van Blok 3:

Grammatica opdracht 3.3 & 3.4 & 3.5

Over Taal opdracht 3.10 & 3.11


timer
20:00

Slide 25 - Slide

Afronding
Heel werkwoord? Stam? Ik-vorm.

Ik ... hier heel moe van (worden).
... je dat een goed idee (vinden)?
Je ... niet meer van me (houden)!

Slide 26 - Slide