1. Je kent het verschil tussen:
- Giraal geld/Chartaal geld
- Directe ruil/Indirecte ruil
2. Kent de drie geldfuncties
Ruilmiddel -> als je iets koopt
Rekenmiddel -> Waarde van iets aangeven
Spaarmiddel -> Geld bewaren voor later
3. Je kent het begrip: Saldo