This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Is een hond een organisme?
A
Ja
B
Nee
Slide 1 - Quiz
Is een bacterie een organisme?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
Welke twee levenskenmerken hebben te maken met het opnemen en afgeven van stoffen?
Slide 3 - Open question
Welk levenskenmerk heeft te maken met voortbestaan?
Slide 4 - Open question
Is een augurk in een pot levend, dood of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
Slide 5 - Quiz
Is een robot levend, dood of levenloos?
A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
Slide 6 - Quiz
In de afbeelding is links een jonge uil (oehoe) weergegeven. Rechts zie je dezelfde uil een jaar later. Hoe kun je zien dat de uil gegroeid is?
Slide 7 - Open question
In de afbeelding is links een jonge uil (oehoe) weergegeven. Rechts zie je dezelfde uil een jaar later. Hoe kun je zien dat de uil zich heeft ontwikkeld?
Slide 8 - Open question
In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Hoe heten deel 4 en 5 samen?
Slide 9 - Open question
In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Welk nummer geeft het deel aan dat het zaad beschermd?
Slide 10 - Open question
In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Wat is de functie van deel 1?
Slide 11 - Open question
In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Wat is de functie van deel 6 ?
Slide 12 - Open question
In afbeelding 2 is een kastanje weergegeven. Met deel P heeft de kastanje vastgezeten. Hoe noemen we deel P?
Slide 13 - Open question
Hier staan drie gebeurtenissen bij het kiemen van een zaad. 1. De zaadhuid scheurt open. 2. De zaadlobben komen boven de grond. 3. Het worteltje komt naar buiten. Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
1-3-2
C
2-1-3
D
3-2-1
Slide 14 - Quiz
Wat gebeurt er met de zaadlobben van een bruine boon tijdens de kieming en de eerste groei?
A
De zaadlobben groeien uit tot het tweede paar bladeren.
B
De zaadlobben groeien uit tot kiemplantjes.
C
De zaadlobben nemen water op en barsten open.
D
De zaadlobben verschrompelen en vallen af.
Slide 15 - Quiz
In de afbeelding zie je twee stadia uit de levenscyclus van een boonplant. Welke van deze planten stelt (stellen) een volwassen boonplant voor?
A
Alleen plant 1
B
Alleen plant 2
C
Beide planten
D
Geen van beide planten
Slide 16 - Quiz
In de afbeelding zie je drie dieren. Welk(e) van deze dieren haalt/halen adem met de huid?
A
Dier 1
B
Dier 2
C
Dier 3
Slide 17 - Quiz
Welk type ontwikkeling is leren fietsen?
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Motorische ontwikkeling
Slide 18 - Quiz
Hoe noemen we een persoon van 18 jaar?
A
Puber
B
Adolescent
C
Volwassene
Slide 19 - Quiz
Steven is 8 jaar. Heeft bij Steven al een groeispurt plaatsgevonden?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding zie je een jongetje van 3 jaar. Hoe noemen we de levensfase waarin dit jongetje zich bevindt?
A
Baby
B
Peuter
C
Kleuter
D
Schoolkind
Slide 21 - Quiz
Kunnen planten en dieren hun eigen voedsel maken?
A
Ja
B
Nee
C
Planten niet, dieren wel
D
Planten wel, dieren niet
Slide 22 - Quiz
Welke stoffen heeft een plant nodig om fotosynthese te laten plaatsvinden?
A
Glucose en koolstofdioxide
B
Glucose en zuurstof
C
Water en koolstofdioxide
D
Water en zuurstof
Slide 23 - Quiz
De aspergeplant (zie afbeelding) is bekend doordat de witte, jonge stengels eetbaar zijn. Deze groeien uit een wortel die diep in de bodem zit. Zo worden de asperges lang en blijven ze wit. Vindt er in de aspergestengels fotosynthese plaats? En vindt er in de wortels fotosynthese plaats?
A
In geen van beide vindt fotosynthese plaats.
B
Alleen in de wortels vindt fotosynthese plaats.
C
Alleen in de stengels vindt fotosynthese plaats.
D
Zowel in de wortels als in de stengels vindt fotosynthese plaats.
Slide 24 - Quiz
13f. Hieronder is de fotosynthese schematisch weergegeven.
Sleep de woorden naar de juiste plek.
Water +
+ licht ----->
+ Zuurstof
Koolstofdioxide
Glucose
Voedingsstoffen
Slide 25 - Drag question
Is rodekool een plant waarvan de bladeren gegeten worden?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quiz
Worden van de aspergeplant de wortels gegeten?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quiz
15a. Hebben alle dieren die in het water leven een gestroomlijnde lichaamsvorm?
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quiz
In de afbeelding zie je de poot van een zebra. Is een zebra een hoefganger, een teenganger of een zoolganger?
A
Hoefganger
B
Teenganger
C
Zoolganger
Slide 29 - Quiz
In de afbeelding zie je de kop van een vogel. Hoe gebruikt deze vogel de snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
Deze vogel kraakt met zijn snavel noten en harde zaden.
B
Deze vogel pikt met zijn snavel in de bodem naar bodemdiertjes.
C
Deze vogel vangt met zijn snavel insecten.
D
Deze vogel verscheurt met zijn snavel een prooi die hij gevangen heeft.