formatieve toets mavo 1 thema 1 Planten en dieren

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1b. Is een hond een organisme?

1. Ja
2. Nee

2c. Welke twee levenskenmerken heb je nog niet genoemd en hebben te maken met het opnemen en afgeven van stoffen?

1a. Is een bacterie een organisme?

1. Ja
2. Nee

2b. Welk levenskenmerk heb je nog niet genoemd en heeft te maken met voortbestaan?

3a. Is een augurk in een pot levend, dood of levenloos?

1. Levend
2. Dood
3. Levenloos

3b. Is een robot levend, dood of levenloos?

1. Levend
2. Dood
3. Levenloos

3c. Is de panda in de afbeelding levend, dood of levenloos?

1. Levend
2. Dood
3. Levenloos

4a. In de afbeelding is links een jonge uil (oehoe) weergegeven. Rechts zie je dezelfde uil een jaar later. Hoe kun je zien dat de uil gegroeid is?

4b. In de afbeelding is links een jonge uil (oehoe) weergegeven. Rechts zie je dezelfde uil een jaar later. Hoe kun je zien dat de uil zich heeft ontwikkeld?

5a. In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Hoe heten deel 4 en 5 samen?

5b. In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Welk nummer geeft het deel aan dat het zaad beschermd?

5c. In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Wat is de functie van deel 1?

5d. In de afbeelding is een bruine boon schematisch getekend. Wat is de functie van deel 6?

5e. In afbeelding 2 is een kastanje weergegeven. Met deel P heeft de kastanje vastgezeten. Hoe noemen we deel P?

6b. Hier staan drie gebeurtenissen bij het kiemen van een zaad.
1. De zaadhuid scheurt open.
2. De zaadlobben komen boven de grond.
3. Het worteltje komt naar buiten.
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?

1. 1-2-3
2. 1-3-2
3. 2-1-3
4. 3-2-1

6c. Wat gebeurt er met de zaadlobben van een bruine boon tijdens de kieming en de eerste groei?

1. De zaadlobben groeien uit tot het tweede paar bladeren.
2. De zaadlobben groeien uit tot kiemplantjes.
3. De zaadlobben nemen water op en barsten open.
4. De zaadlobben verschrompelen en vallen af.

6d. In de afbeelding zie je twee stadia uit de levenscyclus van een boonplant.
Welke van deze planten stelt (stellen) een volwassen boonplant voor?

1. Alleen plant 1
2. Alleen plant 2
3. Beide planten
4. Geen van beide planten

9c. In de afbeelding zie je drie dieren. Welk(e) van deze dieren haalt/halen adem met de huid?

1. Dier 1
2. Dier 2
3. Dier 3

10a. Kleuters leren vaak al spelletjes doen op internet. Welk type ontwikkeling is dat?

1. Alleen geestelijke ontwikkeling
2. Alleen motorische ontwikkeling
3. Alleen lichamelijke ontwikkeling
4. Zowel geestelijke als motorische ontwikkeling

10b. Welk type ontwikkeling is leren fietsen?

1. Lichamelijke ontwikkeling
2. Motorische ontwikkeling

11a. Hoe noemen we een persoon van 18 jaar?

1. Puber
2. Adolescent
3. Volwassene

11b. Wanner beginnen de voortplantingsorganen te functioneren?

1. Bij pubers
2. Bij adolescenten
3. Bij volwassenen

11c. Steven is 8 jaar. Heeft bij Steven al een groeispurt plaatsgevonden?

1. Ja
2. Nee

11d. In de afbeelding zie je een jongetje van 3 jaar. Hoe noemen we de levensfase waarin dit jongetje zich bevindt?Baby

1. Baby
2. Peuter
3. Kleuter
4. Schoolkind

12a. Kunnen planten en dieren hun eigen voedsel maken?

1. Ja
2. Nee
3. Planten niet, dieren wel
4. Planten wel, dieren niet

12b. Wereldwijd vindt er ontbossing plaats. Dat betekent dat er bos wordt weggehaald zodat de grond gebruikt kan worden voor andere activiteiten (zoals landbouw of woningen).

Wat is daar het gevolg van? Sleep het juiste woord naar de juiste plek.

Door ontbossing kan er _________ fotosynthese plaatsvinden.

Daardoor is er ________ voedsel beschikbaar voor dieren

en neemt de zuurstof in de lucht _________.

Meer

Af

Minder

12c. Joeri zegt dat door fotosynthese dieren en mensen steeds aan nieuw voedsel kunnen komen. Michiel zegt dat zonder fotosynthese de zuurstof in de lucht langzaam op zou raken.
Wie heeft (hebben) gelijk?

1. Michiel en Jouri hebben geen van beiden gelijk.
2. Alleen Joeri heeft gelijk.
3. Alleen Michiel heeft gelijk.
4. Michiel en Joeri hebben allebei gelijk.

13a. Welke stoffen heeft een plant nodig om fotosynthese te laten plaatsvinden?

1. Glucose en koolstofdioxide
2. Glucose en zuurstof
3. Water en koolstofdioxide
4. Water en zuurstof

13d. De aspergeplant (zie afbeelding) is bekend doordat de witte, jonge stengels eetbaar zijn. Deze groeien uit een wortel die diep in de bodem zit. Zo worden de asperges lang en blijven ze wit.
Vindt er in de aspergestengels fotosynthese plaats? En vindt er in de wortels fotosynthese plaats?

1. In geen van beide vindt fotosynthese plaats.
2. Alleen in de wortels vindt fotosynthese plaats.
3. Alleen in de stengels vindt fotosynthese plaats.
4. Zowel in de wortels als in de stengels vindt fotosynthese plaats.

13f. Hieronder is de fotosynthese schematisch weergegeven.

Sleep de woorden naar de juiste plek.

Water +

+ licht ----->

+ Zuurstof

Koolstofdioxide

Glucose

Voedingsstoffen

14a. Is sla een plant die wordt gebruikt als voedsel

1. Ja
2. Nee

14c. Worden van de aspergeplant de wortels gegeten?

1. Ja
2. Nee

14b. Is rodekool een plant waarvan de bladeren gegeten worden?

1. Ja
2. Nee

15a. Twee kenmerken bij planten zijn:
1. grote, platte bladeren;
2. een sterk ontwikkeld wortelstelsel.
Welk van deze kenmerken kun je aantreffen bij landplanten die in een vochtig milieu leven?

1. Alleen kenmerk 1
2. Alleen kenmerk 2
3. Beide kenmerken
4. Geen van beide kenmerken

15b. Een cactus is aangepast aan een droog milieu. Twee leerlingen doen over deze plant een uitspraak.
Mahdat zegt dat de stekels van cactussen een aanpassing zijn aan een droog milieu. Nadir zegt dat de stengels van cactussen zijn aangepast aan een droog milieu.
Wie heeft (hebben) gelijk?

1. Alleen Mahdat heeft gelijk
2. Alleen Nadir heeft gelijk
3. Mahdat en Nadir hebben geen van beiden gelijk
4. Beiden hebben gelijk

15a. Hebben alle dieren die in het water leven een gestroomlijnde lichaamsvorm?

1. Ja
2. Nee

16b. In de afbeelding zie je de poot van een zebra.
Is een zebra een hoefganger, een teenganger of een zoolganger?

1. Hoefganger
2. Teenganger
3. Zoolganger

16c. In de afbeelding zie je de kop van een vogel.
Hoe gebruikt deze vogel de snavel bij het verkrijgen van voedsel?

1. Deze vogel kraakt met zijn snavel noten en harde zaden.
2. Deze vogel pikt met zijn snavel in de bodem naar bodemdiertjes.
3. Deze vogel vangt met zijn snavel insecten.
4. Deze vogel verscheurt met zijn snavel een prooi die hij gevangen heeft.