Afweer training V6

Training Afweer
Er volgens slides met info om te bestuderen en vragen om te oefenen. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Training Afweer
Er volgens slides met info om te bestuderen en vragen om te oefenen. 

Slide 1 - Slide

Cellulaire afweer
Humorale afweer

Slide 2 - Slide

Van welk type afweer zien we hier een voorbeeld?
A
specifieke afweer
B
mechanisch afweer
C
humorale afweer
D
chemische afweer

Slide 3 - Quiz

humorale afweer
cellulaire afweer
aangeboren

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 6 - Quiz

Welke cellen starten de specifieke (verworven) afweer?
A
T-cellen
B
B-cellen
C
antistoffen
D
rode bloedcellen

Slide 7 - Quiz

Sleep de juiste tekst naar de juiste afbeelding.
B-cellen ontstaan in
B-cellen ontwikkelen in 
T-cellen ontstaan in
T-cellen ontwikkelen in

Slide 8 - Drag question

Het HIV-virus vernietigt de verworven afweer.
Welke cel valt het virus aan?
A
T lymfocyten
B
B lymfocyten
C
T helper lymfocyten

Slide 9 - Quiz

Soorten immuniteit
  1. Natuurlijke passieve immuniteit
  2. Kunstmatige passieve immuniteit
  3. Natuurlijke actieve immuniteit
  4. Kunstmatige actieve immuniteit

Slide 10 - Slide

Immuniteit

Natuurlijke immuniteit: => lichaam maakt antistoffen en valt de ziekteverwekker aan.


Kunstmatig immuniteit: twee manieren

1 antistoffen van buiten af (= serum)

2 vaccinatie (verzwakte ziekteverwekker injecteren)

Slide 11 - Slide

Vaccineren is een voorbeeld van
A
Actieve immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
C
Passieve immuniteit
D
Kunstmatige immuniteit

Slide 12 - Quiz

Na een griep ben je beter geworden.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 13 - Quiz

Je krijgt de griepprik.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 14 - Quiz

Bloedtransfusie
Toch zijn complicaties mogelijk.

Bloedcellen hebben wel antigenen:
- Antigeen A/B
- Rhesusfactor
(en daarnaast nog 8)

Bloed wordt voor transfusie eerst met kruisproef getest.

Slide 15 - Slide

Klontering
Bloedklontering: wanneer bij transfusie met rode bloedcellen, de ontvanger antistoffen heeft tegen het antigeen op de bloedcellen van de donor. -> kunnen bloedvaatjes verstoppen 

Slide 16 - Slide

Het toedienen van antiresus (antilichamen tegen resus-eiwitten) bij de moeder is een vorm van ...
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
passieve natuurlijke immuniteit
C
actieve kunstmatige immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 17 - Quiz

Welke groep komt in aanmerking voor transfusie met eigen bloed? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open question

Iemand met bloedgroep AB- heeft een transfusie nodig. Welk bloed kan hij veilig ontvangen?
A
AB+
B
B+
C
O-
D
A-

Slide 19 - Quiz

Bij mensen die al heel veel transfusies hebben gehad, treedt soms klontering op bij transfusie met de correcte bloedgroep. De kans wordt groter bij elke transfusie. Hoe komt dat?

Slide 20 - Open question

Als kunstbloed met onvoldoende albumine wordt gebruikt, kan oedeem (zwelling van weefsels) ontstaan bij de hond die de transfusie heeft gekregen.
Beschrijf hoe dit oedeem ontstaat.

Slide 21 - Open question

Ontvanger : Resus-
Donor : Resus+
Ontvanger : Resus+
Donor : Resus-
Ontvanger : Resus+
Donor : Resus+
Ontvanger : Resus-
Donor : Resus-

Slide 22 - Drag question

Resus positief hebben:
A
WEL antigenen resus
B
GEEN antigenen resus

Slide 23 - Quiz