Staatsvorming is “de institutionalisering van politieke macht tot een staat”.
Het proces van staatsvorming is een combinatie van economische, culturele en
politieke ontwikkelingen. In de late Middeleeuwen was er in de West-Europese landen
sprake van verstedelijking (urbanisatie), toename van handel (kleine stedelijke
nederzettingen werden handelscentra) en groei van de stadsbevolking. De ontdekking
van nieuwe werelddelen had ook invloed op de handel. Er kwamen nieuwe
afzetmarkten en de koloniën hadden grondstoffen te bieden. De inwoners van de
steden, de burgers, slaagden er door hun sterker geworden economische positie in om
een grotere economische en politieke zelfstandigheid ten opzichte van de feodale adel
te krijgen. Voor de politieke machthebbers was het belangrijk om de steun van de
burgers te hebben en belasting bij hen te kunnen innen. In ruil daarvoor werden
belemmeringen voor de vrije handel opgeheven, werd er gezorgd voor eenheid in
wetten en munten voor dat gebied en voor veiligheid en bescherming van de burgers
(belastinggeld werd uitgegeven aan een leger). Bij onderlinge conflicten kon de
staatsmacht optreden als hoogste rechtsprekende instantie.
De relatief grote hoeveelheid staten in West- en Noord-Europa zorgde tegelijkertijd
voor vernieuwingen op technologisch gebied (ontwikkeling van vuurwapens en
kanonnen) om te voorkomen dat ze economisch of militair verslagen zouden worden
door concurrerende staten.