kun je verwijswoorden op de goede manier gebruiken.
Doel
Slide 4 - Slide
Je kunt het lijdend voorwerp van een zin vinden.
Doel
Slide 5 - Slide
1.
Het lijdend voorwerp (lv)
Slide 6 - Slide
1. Zoek de persoonsvorm (vraagproef of tijdproef).
2. Zoek het onderwerp (wie of wat + pv?).
3. Zoek het gezegde.
4. Zoek het lijdend voorwerp (wat/wie + gezegde + onderwerp?).
Het lijdend voorwerp (lv)
Slide 7 - Slide
1. Zoek de persoonsvorm (vraagproef of tijdproef).
2. Zoek het onderwerp (wie of wat + pv?).
3. Zoek het gezegde.
4. Zoek het lijdend voorwerp (wat/wie + gezegde + onderwerp?).
Het lijdend voorwerp (lv)
1. Roeland vergat vanmorgen zijn usb-stick.
2. Gisteren won het team de finale.
Slide 8 - Slide
Stap 1: maak de opdracht in je eentje in je schrift.
Stap 2: bespreek de antwoorden in je groepje. Iedereen noemt zijn eigen antwoord. Op het papier schrijf je één gezamenlijk antwoord, dat iedereen kan uitleggen.
Stap 3: we bespreken de antwoorden samen. Als je nummer wordt genoemd, geef je het groepsantwoord.
Opdr. 1 en 2 (zin 3 t/m 6), blz. 80
Voor we beginnen:
in groepjes van 4
elke leerling eigen schrift
één papier met namen groepje + nummer 1 t/m 4 achter naam