V1C/V1D - afsluiting steunles module 4 - verwijswoorden - tekstverbanden (VOTO)

Klaar voor de eindsprint???
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SteunlesMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Klaar voor de eindsprint???

Slide 1 - Slide

Wat is het belangrijkste verschil in deze teksten?
A
In tekst A staan signaalwoorden en in tekst B niet.
B
In tekst B staan signaalwoorden en in tekst A niet.
C
In tekst A staan verwijswoorden en in tekst B niet.
D
In tekst B staan verwijswoorden en in tekst A niet.

Slide 2 - Quiz

Waarom gebruiken schrijvers verwijswoorden in een tekst?

Slide 3 - Open question

Welke vier tekstverbanden heb je geleerd?

Slide 4 - Open question

Vul het woord ontbrekende woord in:
Ik vond het een toffe film, ...............mijn zus vond er niets aan.

Slide 5 - Open question

Welk verwijswoord zit er in de volgende zin?

De hond van Cheyenne is donderdag weggelopen.
Gelukkig is hij weer teruggevonden.
A
De hond van Cheyenne
B
donderdag
C
gisteren
D
hij

Slide 6 - Quiz

Welke tekstverband hoort bij deze voorbeelden?
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Oorzaak/gevolg (reden)

Slide 7 - Quiz

Noem zoveel mogelijk signaalwoorden die bij een opsomming horen

Slide 8 - Mind map

Voorbeeld
Oorzaak/gevolg (reden)
Opsomming
Tegenstelling
Dit is een lijstje
Als je duidelijk wilt maken wat je precies bedoelt
Eerst zeg je iets, maar daarna zeg je het tegenovergestelde
Er gebeurt iets en daardoor gebeurt er iets anders.

Slide 9 - Drag question

Welke tekstverband hoort bij deze voorbeelden?
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Oorzaak/gevolg (reden)

Slide 10 - Quiz

Wat doen tekstverbanden?
A
Ze leggen een verbinding tussen zinnen
B
Ze leggen een verbinding tussen zinnen én alinea's
C
Ze verwijzen naar iets
D
Ze verwijzen naar iemand

Slide 11 - Quiz

Welke tekstverband hoort bij deze voorbeelden?
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Oorzaak/gevolg (reden)

Slide 12 - Quiz

Welke tekstverband hoort bij deze voorbeelden?
A
Tegenstelling
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Oorzaak/gevolg (reden)

Slide 13 - Quiz

Als je wilt weten waar een verwijswoord naar verwijst, dan stel je een vraag die begint met:

Slide 14 - Open question

Vul het woord ontbrekende woord in:
Gisteren moest ik trainen, ...............heb ik nu spierpijn.

Slide 15 - Open question

Schrijf nu in tweetallen
  • Schrijf nu in tweetallen een verhaal met zoveel mogelijk signaalwoorden.
  • Het tweetal met de meeste signaalwoorden wint!
timer
10:00

Slide 16 - Slide