Herhaling présent & p.c. + futur proche

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

BONJOUR ET BIENVENUE

Bonjour

et 

bienvenue!!

Plattegrond

Ella	Melati		Tygo	Tim	Jesse		Mariam	Sarah
Roan	Mels		Mayla	Sanne L	Luuk Z		Nena	Tara
Roos	Emma		Amber	Sanne M	Pieter		Melle	Ruben
Malan	Jitte		Luuk B	Lucca			Yari	Lucius
Joel
Docent

la tâche de début

Je mag in tweetallen overleggen/samenwerken. Schrijf de antwoorden op je blaadje + naam.

Présent, Passé composé & Imparfait

Zet de onderstaande werkwoorden in de présent, passé composé & de imparfait. Par exemple:
Je donne, j´ai donné & je donnais

• écouter
• finir
• attendre
• être
• avoir

(Tip: Kijk in je grammaticaboekje)

Aujourd'hui

Programme:

• La tâche de début
• Herhaling présent & passé composé
• Futur proche
• Au travail

Toetsprogramma 

Prenez ton chromebook

Log in sur lessonup.app.

Gebruik je eigen naam en pak je grammaticaboekje

le présent

Tegenwoordige tijd

• werkwoorden op -ER
• werkwoorden op -IR
• Werkwoorden op - RE
• onregelmatige werkwoorden

Je donne	ik geef
Je choisis	ik kies
Je prends	Ik neem
Je suis	Ik ben

Vertaal =
Ils commencent

1. Zij geven
2. zij beginnen
3. Zij blijven
4. zij brengen door

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'remplir' met het onderwerp. Remplir = Invullen

Regelmatige werkwoorden op -ir

in de présent.

remplis

remplis

remplit

remplissons

remplissez

remplissent

Vertaal :
Ik waarschuw. (avertir)

perdre
répondre
attendre
entendre
vendre
de scendre

De werkwoorden op –RE :

verkopen

antwoorden

wachten

horen

verliezen

naar beneden gaan/uitstappen

Vertaal:
Vous perdez

Ik begrijp de présent (tegenwoordige tijd)
voor ... %

0100

Passé composé

J' (ik)	ai	dans é	fin i	attend u
Tu (jij)	as	dans é	fin i	attend u
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é	fin i	attend u
nous (wij)	avons	dans é	fin i	attend u
Vous (jullie/u)	avez	dans é	fin i	attend u
Ils/elles (zij)	ont	dans é	fin i	attend u

Werkwoorden - ER/IR/RE

Verleden tijd: passé composé 

Vertaal: Wij hebben verkocht (verkopen = vendre)

1. Nous avons vendu
2. nous avons vendi
3. Nous avons vendé
4. nous avons vendré

Vertaal:
Wij hebben gevraagd
(vragen = demander)

Mes amies ______ (vertrekken)

1. sont partis
2. avons partis
3. sont partie
4. sont parties

Vertaal:
Ik ben gevallen (tomber)

Ik begrijp de passé composé
voor ... %

0100

Futur proche

J' (ik)	vais	parler
Tu (jij)	vas	parler
Il/elle/on (hij/zij/wij)	va	parler
nous (wij)	allons	parler
Vous (jullie/u)	allez	parler
Ils/elles (zij)	vont	parler

Ik ga praten

Toekomende tijd: futur proche

Is het in het verleden/heden/toekomst gebeurd? Sleep de zinnen naar het juiste vakje.

Présent

Passé composé

Futur proche

nous regardons la télé.

Je vais aller à l'école.

J'ai fait du foot avec mes amis.

vous avez mangé un croissant.

elle rentre de l'école.

Il va faire du foot.

Au travail !

Wat? Maak de futur proche in je werkwoordenboekje + blz 23 (en eventueel de présent, p.c. & imparfait nog)	Met wie en hoe? - In tweetallen overleggen	Hulp nodig? Steek je hand op
Tijd?	Tip: Kijk op pagina 3 & 23	Klaar? - verbuga.eu (présent, p.c & imparfait)