Het mv komt voor in zinnen waarin het werkwoord dit aangeeft:
iemand geeft/vertelt iets aan iemand.
iemand ontvangt iets.
je kunt er altijd aan voor zetten.
Bijvoorbeeld bij het werkwoord 'geven'
De bezorger geeft het pakje aan de man.
Slide 5 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
Pers. vnw verwijzen naar een persoon, een groep, personen, voorwerpen of zaken. Het zijn aparte zinsdelen die je als onderwerp, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp kan benoemen.
Denk hierbij aan:
U heeft ons een leuke middag bezorgd.
Jullie moeten hem niet zo plagen.
Slide 6 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
Het is alleen een pers. vnw. als het een apart zinsdeel is. Als het een deel van een zinsdeel is, is het een lidwoord.
Het regent. 'Het' is een apart zinsdeel, dus een pers. vnw.
Het weer is vandaag regenachtig. 'Het' is geen apart zinsdeel, maar deel van het onderwerp: het is een lidwoord.
Slide 7 - Slide
Bespreken van het huiswerk
9 en 10 op bladzijde 83.
Slide 8 - Slide
Woordsoortbenoeming
WW: geven, lopen, regenen, houd, wilt, gaan, heeft
ZNW meisje, Femke, Iepenlaan, trainer
LW: het, een, de
BNW: zegt iets over znw.
VZ: op, voor, naast, tijdens
PERS.VNW: ik, jij, me, jullie, het
Slide 9 - Slide
Maken
Je maakt het werkblad.
Klaar? Maken opdracht 10 (Basis, blz. 85) en 11 (Kader, blz. 84) in je boek.