This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 68 min
Items in this lesson
Oefenvragen
over
lymfe
lymfevaten
lymfeklieren/knopen
Slide 1 - Slide
Hoe heet de vloeistof dat aangegeven is met nr. 5
Slide 2 - Open question
Hoe heet de vloeistof dat is aangegeven met nr. 2?
Slide 3 - Open question
Wat is lymfe?
A
Lymfe is hetzelfde als weefselvloeistof.
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat.
C
Weefselvloeistof met rode bloedcellen.
D
Weefselvloeistof die in de lymfevaten is gestroomd.
Slide 4 - Quiz
Welke bloedcellen komen er in je lymfeknopen/lymfeklieren voor?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen.
C
bloedplaatjes
D
geen bloedcellen
Slide 5 - Quiz
Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
afvalstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Koolstofdioxide
Slide 6 - Quiz
In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?
A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Uitscheidingsstelsel
Zorgt ervoor dat stoffen vanuit je bloed naar buiten gaan.
-> nieren
-> huid
-> longen
Slide 9 - Slide
Longen
Nieren
Lever
Huid
Slide 10 - Drag question
Nieren : sleep de onderdelen naar de juiste plaats
Niermerg
nierschors
urineleider
nierslagader
nierader
nierbekken
Slide 11 - Drag question
Welk geeft nummer 3 aan?
A
Urineleider
B
Nierschors
C
Niermerg
D
Nierbekken
Slide 12 - Quiz
De onderdelen van de nier zijn van buiten naar binnen:
A
Nierbekken; niermerg; nierschors
B
Nierschors; nierbekken ;niermerg
C
Niermerg ; nierschors; nierbekken
D
Nierschors; niermerg; nierbekken
Slide 13 - Quiz
Hieronder zie je een doorsnede van een nier. zie ook blz. 258
Zet de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
nierbekken
nierschors
niermerg
urineleider
nierslagader
niersader
Slide 14 - Drag question
Een niersteentje bestaat uit stoffen die niet zijn opgelost. Een niersteentje plas je vaak gewoon uit. Soms kan een niersteentje vast komen te zitten tussen de nieren en de blaas. Hoe heet het deel tussen nieren en blaas?
A
nierader
B
nierslagader
C
urinebuis
D
urineleider
Slide 15 - Quiz
De nieren zijn heel belangrijk. Wat doen zij?
A
zuiveren het bloed
B
regelen het vochtgehalte in het lichaam
C
voeren afvalstoffen af
D
alle antwoorden zijn goed
Slide 16 - Quiz
De nieren krijgen het bloed van de ...
A
aorta
B
nierader
C
nierslagader
D
haarvaten in de nieren
Slide 17 - Quiz
Wanneer is de concentratie opgeloste stoffen in je urine het hoogst?
A
Wanneer je veel drinkt en weinig zweet
B
Wanneer je weinig drinkt en weinig zweet
C
Wanneer je veel drinkt en veel zweet
D
Wanneer je weinig drinkt en veel zweet
Slide 18 - Quiz
De poortader...
A
… loopt van het darmkanaal naar de lever
B
… loopt van de lever naar het hart
C
… heeft zuurstofrijk bloed
D
… bestaat niet
Slide 19 - Quiz
Doorbloeding van de lever
De lever is een sterk doorbloed orgaan. In tegenstelling tot andere organen is de lever aangesloten op DRIE grote bloedvaten.
Welke bloedvaten zijn dit?
leverader
leverslagader
poortader
Slide 20 - Drag question
Poortader
Leverader
Leverslagader
Slide 21 - Drag question
Dunne Darm
Lever
Leverslagader
Leverader
Dikke Darm
Poortader
Slide 22 - Drag question
Bloed met alcohol gaat via de poortader naar de lever
De lever haalt alcohol uit het bloed
Alcohol komt in de dunne darm in het bloed terecht
Je drinkt een biertje
Bloed zonder alcohol verlaat de lever via de leverader
Slide 23 - Drag question
Wat is GEEN functie van de lever?
A
De lever haalt gifstoffen uit het bloed
B
De lever breekt rode bloedcellen af
C
De lever scheidt ureum af aan de urine
D
In de lever wordt glucose omgezet glycogeen
Slide 24 - Quiz
Wat doet de lever?
A
De lever slaat glucose op
B
De lever breekt bloedplasma af
C
De lever breekt cholesterol af
D
De lever voorziet de darmen van zuurstof
Slide 25 - Quiz
Wat gebeurt er in de lever? De lever....
A
breekt eiwit, alcohol en rode bloedcelen af
B
worden afvalstoffen uit het bloed gehaald
C
Verteert suikers
D
Maakt hormonen
Slide 26 - Quiz
Wat is de functie van de lever voor de spijsvertering?
A
Gal verwijderen
B
Gal maken
C
Gal opslaan
D
Gal verteren
Slide 27 - Quiz
Wat doet gal tijdens de vertering?
A
Emulgeren (verkleinen) van de vetten
B
Losmaken van de plantaardige vezels
C
Helpt bacteriën doden
D
Maakt enzymen
Slide 28 - Quiz
Breekt deze stoffen af
Slaat deze stoffen op
Maakt deze stof
Functies van de lever
Gal
Medicijnen
Alcohol
Versleten bloedcellen
Overtollige eiwitten
Glucose
Slide 29 - Drag question
Uitscheidden is één van de levenskenmerken, wat hoort NIET bij uitscheidden?